628 20 JUNI 1974 Een geheel andere en voor de huidige eigenaren essentiële kwestie is dat het op gang brengen van deze onteigeningsprocedure niet inhoudt dat de zaak rond is. Zij weten als ieder ander die daar belang in stelt dat binnen afzienbare tijd ook de hun overgebleven gronden nodig zullen zijn voor de verdere ontwikkeling van dit woongebied. Wie de situatie in de Mastbosstraat bekijkt ziet dat een aantal panden reeds is gesloopt.dat een aantal panden leegstaat en niet meer voor verhuur in aanmerking komt en dat een aantal andere panden, thans nog bewoond, mettertijd voor sloop bestemd zal worden. Met al deze gegevens op tafel is het niet zo onlogisch als de heer Smits, eigenaar van het pand Mastbosstraat 50, langzamerhand wel eens wil weten waar hij aan toe is. Is het dan zo vreemd als de heer Verdaasdonk aan de gemeente voorstelt de zaak nu maar ineens helemaal af te ronden omdat het anders toch maar uitstel van executie is? Hij komt -- ook uit een welbegrepen eigenbelang --de gemeente tegemoet met zijn voorstel om de gehele tuinderij nu maar ineens over te nemen en hem gronden tussen de Ettense en de Leursebaan ter beschikking te stellen. Als ik goed gei'nformeerd ben zou door de ge meente Breda een waardebepaling van zijn gehele bedrijf hebben plaats gevonden. Een taxatie, opgesteld door een ter zake kundige organisatie, heeft hem echter uitgewezen dat tussen aanbod en vraag een verschil van ongeveer 100. 000, -- zou bestaan. Als dit bedrag ook zou zijn begre pen in wat onder een "minnelijke schikking" moet worden verstaan dan kan ik mij voorstellen dat men, althans met deze eigenaar, niet tot over eenstemming kan komen. Toch geloof ik dat wij deze zaak met het oog op de toekomst wat ruimer moeten bekijken dan uit de ter visie gelegde stukken naar voren komt. Het is namelijk denkbaar dat de gemeente Breda eerder dan wij nu nog kunnen voorzien over het resterende gedeelte van deze tuinderijen zal willen beschikken. Gelet op de nog steeds stijgende prijzen welke van invloed zijn op het levensonderhoud, op de voortschrijdende geldontwaar ding etc. zou de koopsom op dat moment wel eens hoger kunnen uitval len dan nu het geval is. Ook in het geval dat dan opnieuw een onteige ningsprocedure zal moeten worden ingezet. Dit alles overziende wil het mij voorkomen dat het voor de gemeen te Breda, gezien op langere termijn, wel eens een stuk voordeliger kon zijn om nu, en dan op werkelijk zakelijke gronden, met de betrokken eigenaar c. q. eigenaren tot overeenstemming te komen. Met de onteige ning van de voorgestelde enkele stukken grond in dit gebied zijn wij er niet uit; ook hier moet gelden; regeren is vooruitzien. Op grond van deze uiteenzetting zou ik het college in overweging willen geven het voorstel in te trekken en opnieuw met de betrokken eigenaren in onderhandeling te treden. De heer BIEMANS; Wij hebben hier enkele bezwaarschriften voor ons liggen. Het ene weegt zwaarder dan het andere, maar ik til het zwaarst aan het bezwaarschrift van de heer Verdaasdonk. Ik zou het dan ook ver standig vinden wanneer het hele bedrijf van Verdaasdonk zou worden op gekocht. Met de indiener van het bezwaarschrift ben ik het eens dat de overblijvende grond bijzonder moeilijk komt te liggen. Dan laat ik de betrekkelijk kleine oppervlakte van de resterende grond nog maar buiten beschouwing. De heer Verdaasdonk eist grond tussen de Ettense en de Leur sebaan; deze eis lijkt mij een beetje overtrokken. Het zal u bekend zijn dat men in het gebied Princenhage-Noord bezig is met een ruilverkavelings- project. De plannen zijn in een vrij vergevorderd stadium van voorbereiding en de gemeente heeft daar gelukkig wat gronden in eigendom. Dat geeft tenminste enig soelaas, maar iedereen die een beetje op de hoogte is weet dat de mogelijkheden voor de ruilverkavelingscommissie in het gebied

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 628