633
20 JUNI 1974
verplaatst en verderop bij het Van Coothplein gerealiseerd. Het lijkt mij
wat onzindelijk een dergelijke gevaarlijke situatie weer op te roepen en
bovendien komen de voetgangers uit de richting van de Nieuwe Ginne-
kenstraat. Zij kunnen dan kiezen of delen: ofwel een veilige oversteek
plaats op het bestaande punt in het verlengde van de Nieuwe Ginneken-
straat ofwel de ombuiging langs het Van Coothplein en een gevaarlijke
oversteekplaats dichtbij de Vierwindenstraat. Wij moeten uit de ervaring
lering trekken en de oversteekplaats verderop bij het Van Coothplein
handhaven. Teruggaan naar de oude situatie lijkt mij zinloos.
De heer Crul stelt een vraag over de andere kant van de Ginneken-
straat. Terecht verwijst hij naar de discussie die wij wellicht later op de
avond of een volgende keer over de binnenstad zullen voeren. Ik geloof
dat de situatie van de Karnemelkstraat bijzonder afhankelijk is van de
richting die wij met de binnenstad uit willen. Ook van buiten het gemeen
telijk apparaat is in Breda een aantal mogelijkheden geëtaleerd. Er is
indertijd gesproken over een tunnel, over afsluiting van de Karnemelk
straat en over gedeeltelijke afsluiting van de Karnemelkstraat. Ik hoop
dat wij dit in verband mogen brengen met het binnenstadsgesprek omdat
juist die doorgang van een dermate vitaal belang is voor de bepaling van
de functie van de engere binnenstad dat er op dit moment moeilijk een
uitspraak over kan worden gedaan.
De heer Crul heeft concreet gevraagd of het groene licht voor de
voetgangers wat langer kan blijven branden en die suggestie wil ik gaar
ne meenemen. Ik kan daar op dit moment echter weinig verstandigs over
zeggen.
De heer Froger vraagt of er 's avonds nog verkeer zal mogen rijden
in het gebied dat wij nu als voetgangersdomein gaan bestempelen. Dit
gedeelte valt onder de normale figuur van alle binnenstadsstraten waar
van op bepaalde tijden met auto's gebruik kan worden gemaakt. Over
het algemeen is dat vóór 10 uur 's morgens en na 5 uur 's avonds, dus de
neringdoenden kunnen bevoorraad worden. Bovendien blijft voor de com
missaris van politie altijd de mogelijkheid bestaan in bijzondere geval
len ontheffingen te verlenen. Deze bevoegdheid is door het college aan
de commissaris overgedragen. De door mij genoemde regeling geldt ook
voor het onderhavige stuk straat.
De heer VAN DUUL; Ik wil even reageren op hetgeen de wethou
der zegt ten aanzien van de brief van het comité Behoud Binnenstad.Het
staat een comité en iedere burger vrij een brief te zenden op het moment
dat het hem schikt. Of dat voor ons aanleiding is om erop te reageren
is natuurlijk een andere zaak. Ik zou de wethouder willen vragen deze
aangelegenheid aan de verkeersdeskundige voor te leggen en na te gaan
of er, nu de Ginnekenstraat een voetgangersdomein wordt, een moge
lijkheid is om daar recht tegenover een voetgangersoversteekplaats te
creëren.
Destijds hebben wij deze oversteekplaats verwijderd omdat deze
verkeerstechnisch gezien gevaarlijke situaties opleverde, dat ben ik he
lemaal met de wethouder eens. Nu ligt de situatie echter iets gunstiger,
maar laten wij wat dat betreft de verkeersdeskundige aan het woord la
ten. Ik ben geen deskundige en ik neem aan dat ook de wethouder dat
niet is.
Wethouder VAN DUN; De bescheidenheid die de heer Van Duijlop
mij betrekt siert hem, maar ik ben zeker niet van plan deze brief alsnog
aan de verkeersdeskundige voor te leggen. Het verhaal dat ik zoëven
heb gehouden is namelijk van hem afkomstig. De brief van het comité