640
20 JUNI 1974
onze fractie verheugd dat wij ten aanzien van de binnenstad zover zijn
gevorderd dat de toekomstige beleidslijnen zich beginnen af te tekenen.
Jarenlang heeft het college zich met de raad beraden over de functie van
de binnenstad, maar het heeft tot 1969 moeten duren voordat werd be
sloten deze kwestie op professionele wijze aan te pakken. Toen werd
tevens besloten geen totaalvisie met ad hoc-besluiten op te bouwen.Tot
nu toe werd de raad steeds gedwongen tot het nemen van dit soort beslis
singen om tenminste te trachten de zich aandienende ontwikkelingen zo
goed mogelijk te begeleiden. Wij hebben steeds begrip gehad voor het
feit dat de ontwikkeling van de binnenstad niet kon worden uitgesteld tot
dat de te volgen grote beleidslijnen via het college door de raad zouden
zijn vastgesteld. Dit was echter wel een situatie waarin niemand zich
gelukkig voelde. Eén pluspunt had deze gang van zaken, namelijk dat
zich al doende toch een vage mening bij deze raad is gaan vormen over
de richting die wij wellicht in de toekomst met onze binnenstad uitmoe
ten. Men zou kunnen stellen dat de meningsvorming verder is gevorderd
dan naar buiten bleek. Deze voorzichtigheid is verklaarbaar omdat er
veel, te veel onzekerheden waren en nog zijn.
Vervolgens de inspraak. Dat er ook nu nog veel vaagheden en on
zekerheden zijn blijkt ook uit de inspraakprocedure. Wij zijn er nog niet
in geslaagd de burgers zodanig te interesseren en te mobiliseren dat uit
een veelheid van opvattingen en meningen een afweging van uitgangs
punten en doelstellingen zou kunnen voortvloeien. "Te moeilijk" zegt
de ééri, "nog niet concreet genoeg" zegt de ander, terwijl weer ande
ren de mislukkingen willen toeschrijven aan de ongeïnteresseerdheid
van de burgerij. Ook de StAR is er niet in geslaagd juist het doel waar
voor zij in het leven is geroepen te bereiken, namelijk het gestalte ge
ven aan de brugfunctie tussen burgerij en overheid. Het is bovendien
jammer dat de kolossale hoeveelheid werk die door de StAR is verzet
om tot een rapportering te komen zich teveel richt op de methoden van
onderzoek en te weinig op het overbrengen van hetgeen de burgerij vindt
en wil. Een ogenschijnlijk verschif van mening tussen StAR en ambtelij
ke werkgroep bleek na het wegnemen van alle franje geen wezenlijkver-
schil inzake de manier van aanpak te betreffen. Wel vinden wij dat de
StAR,nu er nog zoveel onzekerheden zijn, veel te diep op een aantal
dingen ingaat. In een veel later stadium zal blijken dat de nu verrich
te arbeid beter dan had kunnen geschieden. Onze fractie is het met het
college eens dat het verstandig zou kunnen zijn het inspraakprobleem
en het functioneren van de StAR aan de commissie algemene zaken voor
te leggen.
Het verschenen rapport-Veldkamp over de relatie bestuurders-
bestuurden kan een waardevolle handleiding zijn bij het evalueren van
de gesignaleerde problemen.
Uitgangspunten en doelstellingen. In de afgelopen jaren werden
wij achtereenvolgens geconfronteerd met rapporten en publikaties zo
als "de externe functie van Breda", "publikaties van de sociografische
dienst", "Breda, de binnenstad in perspectief", "indruk nr. 6", hetrap-
port van de StAR en het commentaar van de Kamer van Koophandel.
Schriftelijke reacties van groeperingen en incidentele reacties van bur
gers uit Breda bleven ook niet uit. Bovendien was er dan nog het pread
vies van burgemeester en wethouders. Hoewel de uitgangspunten en doel
stellingen, zoals deze zijn geformuleerd op bladzijde 51 e. v. van het
rapport "Binnenstad in perspectief', in grote lijnen worden onderschre
ven vraagt mijn fractie zich af of de raad zich nu niet reeds zou moe
ten uitspreken over de economische haalbaarheid van de verder te ont
wikkelen binnenstadsvisie. Op dit moment moet het al mogelijk zijn
zeer globaal vast te stellen of de functie "wonen" zo men wil financieel