643
20 JUNI 1974
trekken van de militaire terreinen bij de bebouwing van de bin
nenstad. De raad meer inzicht geven in de mogelijke ontwik
keling van die terreinen.
Z6ne 3. De verkeerscirculatie bestuderen. Parkeervoorzieningen in dit
verband herzien en het dynamische ontwikkelingsproces op kor
te en middellange termijn bezien.
De fractie kan met uw preadvies instemmen omdat daarin veel van
haar opmerkingen zijn terug te vinden. Hierbij ware te overwegen dat
de raad in de naaste toekomst nog voldoende gelegenheid tot bijsturing
zal worden geboden via de beoordeling van nog aan de raad voor te leg
gen deelfacetten -- tussentijds -- en de eindbeoordeling van het uitein
delijke concept-bestemmingsplan Binnenstad.
De heer SANDBERG: Als richtsnoer voor onze bijdrage aan de dis
cussie over de binnenstad hebben wij uiteraard ook hoofdstuk VIII van
het rapport "De binnenstad in perspectief' genomen. Wij hebben ons
voortdurend afgevraagd in welke mate wij ons in dat rapport konden vin
den, welke kanttekeningen wij daarbij wilden maken en waarop wij even
tueel kritiek moesten uiten. Er zijn al veel kanttekeningen gemaakt in
de hearings, tijdens de verkiezingsstrijd, in de bijeenkomsten van de po
litieke partijen en de stedebouwkundige adviesraad, door het comité
Binnenstad, de Kamer van Koophandel, enz. enz. Uit deze lijst zou men
bijna de indruk krijgen dat de materie onder de bevolking leeft. "Bijna",
want wij weten allen dat de inspraakprocedure eigenlijk mislukt is. Is
het rapport nu te moeilijk, is de procedure verkeerd gekozen of blijft de
burgerij misschien Siberisch onder welke vorm van inspraak dan ook?Wij
weten het niet maar wij zullen straks andere vormen van inspraak moeten
kiezen en dan maar afwachten of die beter aanslaan. Dit neemt niet weg
dat wij grote waardering hebben voor iedereen die getracht heeft er iets
van te maken. Wij hebben waardering voor de opmaak en presentatie van
het rapport zelf, voor het bureau voorlichting dat twee uitvoerige indruk
ken heeft opgesteld, voor openbare werken en stadsontwikkeling dat voor
kaarten en voorlichtingsmateriaal heeft gezorgd, voor het dagblad De
Stem en voor de sociografische dienst die voor de achterliggende cijfers
heeft zorggedragen. Al deze mensen hebben getracht er iets van tema
ken en het moet toch wel bijzonder teleurstellend zijn dat de beoogde
betrokkenheid van de burgerij zich niet heeft gemanifesteerd.
De problematiek is ingewikkeld en misschien komt dat ook wel door
de professionele aanpak van één en ander. Naast die complexe benade
ring speelt eveneens mee dat nu, na vijf jaar, de uitgangspunten eigen
lijk nog steeds vaag zijn. Zij zijn allemaal voor verschillende interpre
tatie vatbaar. Verschillende mensen hebben gezegd dat men er alle kan
ten mee uit kan. Op basis van hoofdstuk VIII kan men net zo goed beplei
ten dat er géén superstore als dat er wél een zou moeten komen. Geluk
kig gelden er voor dit onderwerp nog andere criteria en is het feitelijk ook
niet aan de orde, maar het geeft wel een beeld van de wijze waaropeen
en ander overkomt.
De "vier modellen"-theorie is op vele mensen als iets onwezenlijks
overgekomen. Elk model is agressief geladen om een objectief vergelijk
te kunnen maken tussen het ene en het andere model, maar dat is op ve
le mensen toch bepaald als onwezenlijk overgekomen. Daarbij is het eco
nomisch model een beetje in het verdomhoekje terechtgekomen en dat is
onzes inziens niet geheel juist. Een sterke detailhandel bijvoorbeeld
een duidelijk economische functie -- ondersteunt het ontmoetingsmodel
en ook het verzorgingsmodel; het zou eventueel ook in het cultuurhisto
risch model kunnen worden ingepast. Via welk model wij onze binnen
stad ook benaderen en welk integratieveld wij ook vaststellen, ik geloof