644 20 JUNI 1974 dat de burger van Breda het behoud, de verdere ontwikkeling en de be reikbaarheid centraal stelt. De cultuurhistorische gebondenheid van de city is een vaststaand gegeven. Een aantasting van die waarde is bijna een "misdaad" tegen over de generaties die na ons komen. Zoals in het rapport staat moet het cultuurhistorisch model enigszins de nadruk krijgen in zone 1„ Dat is voor ons een veel te vage omschrijving; het is een vaststaand uitgangspunt waar niet aan getornd mag worden. Wij zouden veel liever zeggen dat wij al les in het werk dienen te stellen om dat kleine beetje cultuurhistorische waarde dat wij in zöne 1 nog hebben te behouden en te restaureren, In geen geval mag dit ondergeschikt worden gemaakt aan de door het mo derne verkeer gestelde eisen. Vraag 1 van het comité Behoud Binnenstad spreekt ons derhalve bijzonder aan: Wat gaat Breda doen in het monumeotenjaar? Dezelfde vraag is door mij reeds bij de begrotingsbehandeling gesteld en toen is er nauwelijks antwoord op gegeven. Wellicht heeft het college er nu na een langere periode van overdenking -- 1975 is trouwens ook wat dichter bij gekomen -- wat meer visie op gekregen. De verdere ontwikkeling van de binnenstad en ook de ontwikkeling van de gehele stad kan men bepaald niet los zien van de rol die Breda in de regio vervult. Ook nu weer willen wij bevestigen dat de V. V, D. pal voor dat uitgangspunt staat. Toch heeft mij de laatste tijd van verschil lende kanten de vraag bereikt of wij die functie nog wel hebben. Is Bre da nog wel zo'n duidelijke regio-hoofdstad? Op dat woord "hoofdstad" wil ik verder niet meer de nadruk leggen maar in de wandelgangen wordt het nogal eens gebruikt» Ten aanzien van de Bredase regiofunctie dient een aantal trekpleisters te worden gecreëerd. Uitgaande van die regiofunc tie blijven wij nog steeds van mening dat bijvoorbeeld door het instellen van een koopavond een duidelijke aantrekkingskracht ontstaat. Voorbeel den hiervan zijn de koopavonden in Etten-Leur en Oosterhout, wij heb ben duidelijk de indruk dat een heleboel mensen op dit soort steden ge oriënteerd raken, terwijl zij anders op Breda georiënteerd zouden zijn. Vestiging van een warenhuis als De Bijenkorf zou eveneens tot de moge lijkheden behoren. Bestaande bedrijven in de binnenstad zullen dan met een omzetwijziging rekening moeten houden, doch de regionale zuig kracht van zulke grote bedrijven komt ook aan de bestaande bedrijven ten goede. Als wij een stukje van onze regiofunctie verloren zouden hebben is het zaak dat terug te krijgen. Wellicht is er in de nieuwe raad nog wel eens over een experiment met de koopavond te praten om zodoende enige ervaring op dat punt op te doen. Het ontbreken van een zogenaamd verkeersmodel is voor velen te leurstellend geweest. Het rapport zegt wel dat verkeer een afgeleide func tie is -- en dat is door de samenstellers ook diverse malen verdedigd -- maar dat neemt niet weg dat het verkeer voor een niet onbelangrijk ge deelte het visitekaartje van de stad bepaalt. De binnenstad dient naar onze mening niet te worden afgesloten voor autoverkeer» In de kleine straatjes waar geen voetgangersdomein is worden door ons kortparkeer- mogelijkheden wenselijk geacht, daar zóne 1 anders een veel te doods karakter zou krijgen. De binnenstad moet goed bereikbaar blijven, ze ker voor het openbaar vervoer. Dat vraagt om goede parkeergarages aan de rand van de binnenstad die wat ons betreft duidelijk de voorkeur ver dienen boven grote parkeerterreinen. Ter beperking van het vrachtver keer in de city denken wij aan een distributiecentrum in sector 2. Wel licht kan dit in overweging genomen worden. Het behoeft geen groots opgezet centrum te worden maar het vrachtverkeer in het voetgangers- domein moet toch enigszins worden beperkt. Wij weten dat er een ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 644