64 17 JANUARI 1974 ren voor huisvesting te behouden en daardoor is langzamerhand ook bij de gemeente een denkproces op gang gekomen om de wijk als woonwijk te laten voortbestaan. Volgens de huidige gedachtengang van het ge meentebestuur zal er dan echter een volkomen nieuwe wijk moeten wor den gebouwd in de periode van nu tot over tien jaar. Daarbij heeft men de mogelijkheid voor. een andere bouw en voor de aanleg van een geheel ander soort wijk met een geheel ander stratenplan overwogen, hetgeen een aantrekkelijke gedachte kan zijn. Met betrekking tot alle delen van de bestaande wijk heeft de gemeente altijd geoordeeld dat de woningen van slechte kwaliteit zijn. Dat oordeel gold voor de 132 woningen waar over wij indertijd nogal wat woorden hebben vuilgemaakt en het geldt nu evenzeer voor het complex van 155 woningen. Op dit punt heb ik altijd al min of meer een andere opvatting ge had dan het college, in het bijzonder is het mij ten aanzien van de 132 woningen tot nu toe niet duidelijk geworden waaruit het onderzoek heeft bestaan waarop de raad destijds zijn oordeel heeft gebaseerd. Niettemin bleek de gedachte om sloop uiteindelijk op te geven toch niet bij het gemeentebestuur aanwezig en ik ben van mening dat dit ook weer in het onderhavige raadsvoorstel doorklinkt. Het wijkcomité heeft geheel ande re gedachten over de wijk, en in het bijzonder ook over het gedeelte dat hier aan de orde is. Door het comité is een omvangrijk onderzoek ver richt, waarbij een enquête is gehouden en de woontechnische kwalitei ten van de woningen zijn vastgesteld. Uit dit onderzoek is gebleken dat de wijkbewoners graag in de wijk willen blijven wonen, dat zij weinig voelen voor nieuwbouw en dat zij enigszins weifelen tussen nieuwbouw en renovatie. Het is mogelijk dat het feitelijke verschil tussen opknap pen en renovatie de betrokkenen vaak niet geheel duidelijk voor ogen staat, maar dat de eigen omstandigheden bepalender zijn voor het oor deel, Als men wat ouder is -- in de wijk wonen veel bejaarden -- in teresseert men zich er niet meer voor hoe de toestand van zijn woning over vijfentwintig jaar zal zijn, maar wel voor de toestand over tien jaar en voor de vraag of zijn huis in een redelijk bewoonbare staat is, In een dergelijk geval zijn de eisen meestal niet zeer hoog, terwijl men bovendien vaak zelf veel aan het huis heeft opgeknapt, zodat men niet veel ziet in een echte renovatie. Men spreekt zich dan uit voor opknap pen, met in het achterhoofd de wens in de woning te kunnen blijven wo nen en daar redelijk goede huisvesting te kunnen vinden. Dit kan men naar mijn mening in hoofdzaak uit de gehouden enquête concluderen. Door het wijkcomité en door de gemeente zijn begrotingen opge steld voor renovatie, waarbij het comité op een bedrag uitkomt dat on geveer 10, 000, -- lager ligt dan dat van de gemeente. De verschil len komen tot stand doordat de opvattingen over de wijze waarop de in deling van een woning gewijzigdmoet worden uiteenlopen. De gemeen te is van oordeel, zoals ook de heer Crul al heeft gezegd, dat er vier verblijfseenheden in een woning moeten zijn, terwijl het wijkcomité zich op het standpunt stelt dat voor bejaarden twee drie verblijfseenheden voldoende zouden kunnen zijn en dat er voorts altijd nog een keuze ge maakt zou kunnen worden. Er is overleg gepleegd tussen de gemeente en het wijkcomité, wat er in laatste instantie toe heeft geleid dat het raads voorstel van augustus, waarmee men de bedoeling had de woningen voor tien jaar op te knappen, is aangehouden, totdat men zou weten hoe de bewoners over nieuwbouw denken. De gemeente heeft zich verscheidene malen duidelijk voor nieuwbouw uitgesproken en is het denken over re novatie enigszins uit de weg gegaan. Naar mijn indruk heeft deze omstan digheid het overleg met de provinciale directie voor de volkshuisvesting en bouwnijverheid bemoeilijkt; de provinciale directie werd door de ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 64