650 20 JUNI 1974 werknemers zijn ingebouwd. Er zal speciale aandacht moeten worden besteed aan de werkende jongeren en de buitenlandse werknemers die in onze stad een woning hebben gevonden. Vervolgens kom ik bij de inspraakprocedure. Er is hard gewerkt door het bureau voorlichting en wij menen dat op dit terrein goede resul taten zijn geboekt. De hoorzittingen zijn onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur van Breda gehouden. Wat de inspraakmogelijk heden van de burgers betreft zou men er van uit moeten gaan dat die burgers de gelegenheid moeten hebben informatie te krijgen en hun oor deel over de plannen op tafel te leggen. Het is mede onze bedoeling de burgers invloed op het beleid te laten uitoefenen. Als men op zo'n hoor zitting komt, zitten daar achter de tafel de wethouder van openbare wer ken en ruimtelijke ordening, de heren van het bureau Van Heeswijk of één van hen en het ambtelijk apparaat. Wij vinden dat de raad eigenlijk achter die tafel zou moeten plaatsnemen om de burgers te horen.Natuur- lijk is daarbij de advisering van het ambtelijke apparaat en het bureau Van Heeswijk noodzakelijk, mede omdat het bureau een bepaalde op dracht van onze gemeente heeft gekregen. Als men nu zulke hoorzittin gen bijwoont krijgt men de indruk dat de bewijslast van bepaalde dingen in handen van de burgerij ligt terwijl het naar ons gevoelen eigenlijk an dersom zou moeten zijn. Wij zouden daarover graag de mening van het college willen horen. De resultaten van de gehouden hoorzittingen zou men eigenlijk in het preadvies moeten kunnen terugvinden. Nu zijn wij het er mee eens dat dit niet gemakkelijk is maar toch zouden wij van het college eens willen vernemen wat er concreet met de resultaten van de hearings is gebeurd en welk effect deze op het voor ons liggende preadvies hebben gehad. Over de StAR wil ik nog het volgende zeggen. De StAR geeft het college toch wel enigszins een veeg uit de pan, maar wij hebben de StAR geïnstalleerd om via het college een advies aan de raad te geven. Men heeft daartoe een aantal terreinen toegewezen gekregen. Nu kan men erover discussiëren of men deze terreinen op de juiste manier be nadert, of men in bepaalde gevallen niet wat meer in grote lijnen zou moeten denken. Daar is over te praten, maar de StAR is nogmaals gezegd door ons geïnstalleerd om het college en via het college de raad te advi seren. Wij hebben geen beperkingen aangebracht ten aanzien van de ma nier waarop dit dient te geschieden noch ten aanzien van de onderzoeken die de StAR meent te moeten instellen. Nu zegt het college in de rich ting van de StAR dat adviseren allemaal goed en wel is, maar dat dit wel in het beleid moet passen omdat men er anders nogal wat moeite mee heeft. Het PAK en D'66 zijn op hun beurt van mening dat dit niet de bedoeling is. Wij hebben het advies van de StAR op prijs gesteld en wij kunnen ons er voor een groot deel in vinden. Niet daarom vinden wij dat het college de StAR onjuist benadert maar gewoon omdat de StAR vrij moet zijn te adviseren zoals men denkt dat te moeten doen namens de burgerij, die in een groot deel van de StAR vertegenwoordigd is. Er zijn op dit terrein nogal wat misverstanden gerezen hoewel er later enige gesprekken zijn geweest tussen de StAR, het college en het ambtelijk apparaat. Wellicht is het mogelijk dat de StAR ons eens duidelijk maakt wat men eigenlijk met de advisering heeft bedoeld. Wij menen dat daarvoor volgens de Ge meentewet de gelegenheid bestaat en stellen daarom voor dat de StAR zich hier presenteert om ons de zaken te verduidelijken. Met deze opmerkingen over de deelfacetten hopen wij duidelijk te hebben gemaakt hoe wij over het preadvies denken. Op grond van ons standpunt hebben wij er moeite mee. Wij wijzen overigens niet alle pun-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 650