24 JUNI 1974 657 esproken heeft. De kwaliteit en kwantiteit van de gang van za- en mag toch minstens respect van ons allen ondervinden. De men sen die er zijn geweest en die er hun best voor hebben gedaan, hebben een positieve bijdrage geleverd. In het geheel van de inspraak speelt de STAR een rol. Wij mogen openlijk tegen elkaar zeggen dat wij moeilijk hebben ge zeten met de inbreng van de STAR. Uit het preadvies van het col lege merkt u dat er respect bestaat --ik meen dat de heer Van Duijl dat in zijn inleiding ook heeft gezegd -- voor het werk dat door de STAR is geleverd. Het probleem is echter dat de STAR, hoewel hij al een jaar of anderhalf jaar op de hoogte was van de te volgen methodiek, bij het aanbod van het college met elkaar te praten, zich terugtrekt en een eigen methodiek ontwikkelt. In het hanteren van die methode geeft hij bovendien niet de indruk dat hij representatief is in zijn inbreng vanuit de burgerij. Ik wil be slist geen verwijtende sfeer scheppen. Wij hebben met de STAR bijzonder prettige besprekingen gehad. Zij vallen in twee delen uiteen. Op het ogenblik vindt er een vrij indringende discussie plaats tussen het college en de STAR over het functioneren van de STAR. Daarbij treft mij een verwijt. Ik heb namelijk bij de installatie van de STAR gezegd dat wij een gooi doen naar deskundigheid. Ik geloof dat dat misschien een fout is geweest. In feite is in de STAR misschien geen specifieke deskundigheid nodig. Wellicht zijn er "recht-door-zee-denkers" vanuit de burgerij nodig die vanuit de integrale procedure die de STAR kent de brugfunctie weten te ver talen. Ik ben bang dat wij in de STAR te veel specifieke deskun digheid hebben opgenomen, waardoor hij dezelfde kant opgaat als onze eigen stuurgroep en werkgroep en zich wellicht wat vervreemdt van hetgeen op straat gebeurt. Dit is geen beschuldiging, maar een eigen constatering van de STAR en ik prijs mij gelukkig dat wij over dergelijke kwesties met elkaar kunnen spreken. Wij zijn er nog lang niet uit. Een tweede belangrijke punt is dat wij meteen na het uitbren gen van het advies van de STAR werkgroep en STAR met elkaar in contact hebben gebracht. Er is een continu proces tussen deze twee groepen betreffende de binnenstad gaande, op weg naar volgende fasen. Bij beide partijen bestaat de stellige indruk dat men elkaar leert begrijpen, dat men naar elkaar toegroeit, dat men waardering heeft voor eikaars standpunten. Op dit moment vindt men het be langrijker niet te polemiseren, maar elkaar te voeden met gedachten voor de volgende fase van advisering aan het college. Ik vind dit erg belangrijk. Deze procedure is kostbaar en zij dient door het college op één lijn te worden gebracht. Wij kunnen deze procedure niet missen en wij zouden haar niet door een discussie in de raad moeten doorkruisen. Over de financiën mag ik vrij kort zijn. De heren Van Duijl en Crul hebben stilgestaan bij de raag hoe het moet worden be taald. De heer Van Duijl heeft daarbij gesproken over de kosten- -baten-analyse en over de sociale analyse en daarbij heeft hij ge sproken over harde guldens. De heer Crul sprak over nieuwe grondprijsmethodieken en hij vroeg aandacht voor de huisvesting van sociaal zwakkeren in de binnenstad. Dergelijke kwesties willen wij nu graag boven tafel krijgen, maar de raad kan op dit moment geen antwoord verwachten. Hierbij gaat het om de kosten-baten- -analyse en om het opvullen van de modellen met eigen ideeën.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 657