17 JANUARI 1974 65 meenre geen oordeel over renovatie maar over opknappen gevraagd. De gemeente draagt namelijk de ideeën aan, waarna deze in Den Bosch op hun uitvoerbaarheid worden getoetst. Het college heeft in zijn voorstel een soort "ontsnappingsclausule" opgenomen, waardoor alsnog een onderzoek naar renovatie zal worden ingesteld, maar ik meen dat er een groot verschil in opvatting blijft be staan tussen de gemeente en het wijkcomité, zoals het duidelijkst blijkt uit de formuleringen bovenaan blz. 4 van het raadsvoorstel. Onder a. staat vermeld dat het verbeteringsplan nog niet kan worden uitgevoerd en onder b. dat het geen zin heeft thans al te gaan werken aan een ste debouwkundig plan voor de wijk. Hieruit blijkt dat de gemeente opteert voor nieuwbouw in een nieuw opgezet stedebouwkundig plan, terwijl het wijkcomité duidelijk opteert voor een rehabilitatieplan, waarbij een ge deelte van de wijk met een bepaalde structuur --ik denk in dit verband aan de winkels -- zou kunnen blijven bestaan en een nieuw gedeelte daarin zou kunnen worden ingepast, 'Mijns inziens is het van belang dit onderscheid duidelijk op tafel te leggen en ik meen dat wij moeten zien uit dit dilemma te komen. Het voorstel geeft zoals gezegd eigenlijk al leen de keus voor nieuwbouw met een kleine ontsnappingsmogelijkheid. Dooi de mededelingen van wethouder Van Graafeiland zijn wellicht de mogelijkheden voor een onderzoek inzake renovatie enigszins vergroot, maar ik blijf van mening dat de ondertoon dat de woningen moeten wor den opgeknapt voor tien jaar gehandhaafd blijft. Nu is het gewenst dat het ons duidelijk is of het college bereid is de dienst openbare werken te verstaan te geven dat het van belang is dat er overleg tot stand komt tussen de wijkbewoners en de dienst over de renovatieplannen, In dat verband wijs ik erop dat in de circulaire van de staatssecretaris over dit overleg wordt gesproken: geëist wordt dat tussen de gemeente en de betrokken bewoners overleg heeft plaatsgevonden en dat duidelijk wordt gemaakt op welke wijze dit overleg is verlopen en welke resultaten het heeft opgeleverd. Nu de financieringsmogelijkhe den zijn verruimd, laat het rijk mijns inziens duidelijk blijken dat dit overleg van het allergrootste belang is. Ik acht het van belang dat punt III van het concept-besluit tenein de een en ander duidelijker te stellen wordt gewijzigd volgens het amen dement van de heer Crul. Tenslotte nog iets over de riolering. Het kernpunt van de discussie daarover is steeds gevormd door de vraag of besloten zou kunnen worden nu een oplossing te vinden voor de wateroverlast of dat deze oplossing moet worden uitgesteld totdat het stedebouwkundig plan gereed is. De heer Van Caulil heeft zojuist gezegd dat hij van mening is dat er nu een oplossing gevonden moet worden, maar ik maak hem er opmerkzaam op dat van de zijde van de wethouder van openbare werken steeds is gezegd dat daartoe een grote kapitaalinvestering nodig zou zijn en dat hij op het ogenblik met bereid is tot een dergelijke investering over te gaan, ge zien de onzekere toekomst. Dit is voor mij moeilijk te aanvaarden, hoe wel ik de argumentatie begrijp. Overigens ben ik van mening dat wij, als wij op het ogenblik geen stappen ondernemen om de riolering te verbete ren, ons duidelijk verantwoordelijk moeten stellen voor een eventuele wa teroverlast in de betrokken wijk. Voor schade die eventueel zou optreden zouden wij mijns inziens bereid moeten zijn de aansprakelijkheid te aan vaarden. De VOORZITTER: Het college zal zich enkele minuten moeten be raden. Ik schors de vergadering.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 65