24 JUNI 1974
661
bin
nenstad. Wij zullen dan een appèl op de bevolking doen het voet
gangersdomein ook voor de voetgangers over te laten.
Over de militaire terreinen neb ik al gesproken. In het verleden
heb ik de heer Sandberg al eens horen spreken over de economi
sche functie van de militairen in Breda. Nu heeft hij dit aspect niet
genoemd, maar het moet wel bij de problematiek van de mili
taire terreinen in ogenschouw worden genomen.
De heer Crul heeft ons met betrekking tot de binnenstad een
aantal stellingen aangeboden. Een aantal ervan heb ik al bespro
ken. Zijn opmerking dat een goede raad rood dient te zijn, wil
ik het liefst blauw-blauw laten, anders komen wij namelijk in een
andere discussie terecht dan voor vanavond is bedoeld. Eigenlijk
heeft de heer Crul met zijn opmerkingen drie problemen opgeroe
pen. Allereerst draagt hij vragen aan die op dit moment niet aan
de orde zijn, vervolgens zou uit zijn betoog kunnen blijken dat
wij tot nu toe in een verkeerde richting hebben gewerkt en ten
slotte heeft hij zich afgevraagd of wij wel in de juiste structuur
werken. Als ik binnen dit kader de opmerkingen van de heer Crul
de revue laat passeren moet ik zeggen dat ik alle opmerkingen
over sociale woningbouw in de binnenstad, over het financieel
model en over een andere grondprijspolitiek niet aan de orde acht,
omdat wij de binnenstad van dit moment juist via de kosten-ba-
ten-analyse op financiële gronden te lijf moeten gaan. Bij die
gelegenheid zal de heer Crul zijn opmerkingen moeten maken.
Over de financiële haalbaarheid van hetgeen nu aan de orde is
valt op dit moment nog geen verstandig woord te zeggen. Het
gaat hier om denkmodellen en de heer Crul is al bezig deze te
laden.
Ik geloof niet dat wij het tot dusverre fout hebben gedaan.
Een in de aanvang misschien wat ongrijpbare structuur hebben wij
als een soort uitdaging in de raad gebracht en wij zijn erin ge
slaagd met onze vier modellen de heer Crul opmerkingen, zoals
hij ze donderdag heeft gemaakt, te ontlokken. Als de heer Crul
vanuit zijn ideologisch standpunt een pleidooi houdt voor de eco
nomisch zwakkeren, voor meer inspraak, voor een verdergaande
democratisering hebben wij bereikt wat wij wilden bereiken. De
heer Crul heeft de uitdaging van de vier modellen duidelijk aan
vaard. Hij heeft er opmerkingen over gemaakt en die opmerkin
gen zullen niet worden vergeten. Zij zullen later met consent
van de raad in competitie worden gebracht met wensen van Breda
en van andere leden van deze raad. Wij zullen dan duidelijk moe
ten motiveren waarom wij de suggesties van de heer Crul niet volgen,
zo zulks het geval mocht zijn.
Een interessant aspect in het betoog van de heer Crul was
zijn opmerking dat wij het best alles zouden kunnen vergeten om
met een heel andere structuur iets nieuws te gaan doen en nieuwe
doelstellingen te formuleren, waarbij de raad het hoogste orgaan
van de stad is. Dat laatste wisten wij al lang en wij weten ook
al lang dat de raad een dagelijks bestuur heeft gekozen dat voor
bereidend werk moet doen. Vanuit die optiek hebben wij gehandeld.
De heer Crul heeft gezegd dat de ambtenaren en het bureau Van
Hezewijk adviserend mogen optreden. Dit is niets nieuws. Zij heb
ben dat tot nu toe ook steeds gedaan. Interessant is wel dat de
heer Crul zegt dat wij dit met mensen uit de burgerij, de raad,
de STAR, het comité behoud binnenstad en anderen zullen moe
ten gaan doen. De heer Crul gaat dan voorbij aan de opvulling