662
24 JUNI 1974
van de Stedebouwkundige Adviesraad, want die raad is gevuld vol
gens de structuur die de heer Crul bedoelt, In de STAR hebben
de woningbouwverenigingen een kwaliteitszetel, evenals het comi
té behoud binnenstad. Wij hebben de STAR bedoeld -- de raad
heeft het reglement dienovereenkomstig vastgesteld --om alle
structuren in de stad die zich bezighouden met het wel en wee
van de binnenstad en andere delen van Breda te bundelen. De
STAR heeft het voorrecht het college te adviseren en de STAR
moet dat voorrecht behouden. In het kader van onze wensen met
betrekking tot deze soort adviesorganen hebben wij dit gewild. Ik
geloof ooit dat wij daarin geen veranderingen moeten aanbrengen.
Als de heer Crul nieuwe structuren aandraagt om de oude die ik
heb geschetst te vervangen, waarin de raad het hoogste beslissings
orgaan blijft, waarbij het college zijn functie als dagelijks bestuur
vervult, waarbij uw raad via de commissie voor ruimtelijke orde
ning wordt ingeschakeld, waarin de STAR adviseert en waarin de
STAR groeperingen die dicht bij de binnenstad staan in zich ver
enigt, kan de heer Crul mij niet overtuigen van het feit dat de
huidige structuur tot nu toe niet heeft gefunctioneerd en dat er
een nieuwe structuur moet komen. Ik hoop dat ik de heer Crul
heb geholpen door aan te duiden in welke structuur wij werken
en door aan te geven welke beslissingsmomenten er nog zullen
komen t. a, v, de binnenstad. Op die momenten zal de heer Crul
zijn opmerkingen kunnen maken.
Uit het betoog van de heer Crul is ook de problematiek van
het ene gewest West-Brabant te voorschijn gekomen. U weet dat
de raad en het college, als ook het dagelijks bestuur van de re
gio en de algemene vergadering van jda jegioraad alsmede provin
ciaal bestuur nog steeds uitgaan van eén gewest West-Brabant,
Als de studies hierop gebaseerd zijn en als ook de studie over de
externe functies uitgaat van de centrumfunctie van Breda, maakt
de heer Crul mij niet wijs dat wij deze beide uitgangspunten moe
ten vergeten om iets anders te gaan beginnen.
De heer VAN DUIJL: In mijn betoog heb ik vanuit onze op
tiek en onze benaderingswijze een aantal kwesties aangedragen
die wij van groot belang voor de binnenstad achten. Uit het ant
woord van de wethouder bleek dat hij die gedachten als wezen
lijke punten beschouwt die hij in de verdere procedure bij de be
studering van de binnenstad zal meenemen en uitdiepen. Dit was
de opzet van de werkgroep diei in onze fractie met aeze problema
tiek oezig is geweest. Ik begrijp volkomen dat de wethouder op
dit moment op al deze punten geen afdoend antwoord kan geven.
Het was ook niet onze bedoeling. Het was onze bedoeling om al
denkend over de problematiek een aantal zaken aan te dragen die
vanuit onze kijk op de zaak waardevol zijn.
De wethouder is ingegaan op de problematiek van de STAR.
Ik wil daar niet veel van zeggen. Ik moet in dit verband even
denken aan een opmerking van de heer Crul over de plangroep.
Juist de STAR is gezien zijn adviesfunctie en zijn samenstelling de
instantie die een planmatige inbreng zou kunnen hebben.
Voorts heeft de wethouder een opmerking gemaakt over de
ontwikkeling van de Houtmarkt, waarover wij ook gesproken heb
ben. De wethouder heeft gezegd dat wij op de ontwikkeling daar
eigenlijk geen greep hebben. Hij schetste de situatie van dit mo
ment. Juist omdat dit punt van uitzonderlijk belang is in verband