24 JUNI 1974 667 staan waarin de mens de afmetingen kan overzien van de binnen stad als ontmoetingsplaats. Uitgangspunt 8 zegt: het wonen dient als element van waarde in de binnenstad aanwezig te zijn. De binnenstad is de plaats waar een opeenstapeling van economische activiteiten plaatsvindt. Verder wordt gezegd dat die activiteiten niet in de binnenstad moeten worden opgestapeld. Ik geloof niet dat wij het verkeerd zien. Ik meen dat de heer Crul de uitgangs punten en doelstellingen verkeerd gelezen heeft. Ik ben het dan ook bepaald niet met hem eens dat wij vrijblijvend met elkaar van gedachten wisselen. Onze fractie heeft in ieder geval duide lijk gezegd dat het college op de goede weg is, dat men verder moet gaan met het wegnemen van de onvolkomenheden en het uitdiepen van andere vraagstukken. Daarmee kan het college dan bij de raad terugkomen en daarna kan er verder worden gesproken. Het gaat mij te ver als wij twee avonden vrijblijvend praten over uitgangspunten en doelstellingen die blijkbaar niet goed gelezen worden. Wethouder VAN DUN: De heer Van Duijl heeft van de STAR gezegd dat dit instituut een grote inbreng heeft gehad. Onzerzijds hebben wij dat ook gezegd. De heer Van Duijl is teruggekomen op de Houtmarkt. Ik heb geenszins bedoeld te zeggen dat wij er niets mee van doen heb ben. Ik heb alleen bedoeld te zeggen dat de ontwikkeling van de Houtmarkt in zoverre niet in onze handen ligt dat de grond geen eigendom van de gemeente is. Wat zich daar functioneel en ste debouwkundig gaat ontwikkelen kan door het college getoetst wor den. Ook de raad kan daartoe de gelegenheid krijgen als het be stemmingsplan gewijzigd moet worden. Ter geruststelling van de heer Van Duijl wijs ik erop dat wij daar een stevig houvast aan hebben. De wijze van inbreng en de manier waarop zulks ge beurt ligt niet bij ons. De heer Van Duijl heeft gezegd dat de inspraak vooraf bene den de verwachting is gebleven. Ik heb bedoeld te zeggen dat van vele kanten al is gezegd dat de inspraak beneden verwachting is gebleven. Het college had zich daar meer van voorgesteld, maar er dient toch een diep respect te bestaan voor de organisaties en de samenwerkingsverbanden die zich hebben gemanifesteerd. Ik begrijp de heer Sandberg beter als hij spreekt over de centrumfunctie. Hij merkt op dat Breda aan de verliezende hand is. Wij moeten ervan uitgaan dat Breda nu eenmaal een centrum functie heeft. Wat dat aangaat verschil ik van mening met de heer Crul. Dit is een stuk realiteit waaraan niet voorbij gegaan kan worden, Breda heeft het hoogste verzorgingsniveau. Wij ver zinnen dat niet zelf. Het is in elk rapport te vinden. Ieder die in West-Brabant thuis is weet dat dit het geval is. Er is alleen een angst, niet uit concurrentie of verwatenheid, dat wij dit kwijt ra ken, Er is een tendens -- ik zou haast zeggen "geweest" -- dat die functie wordt ondergraven door al dan niet spontaan opkomen de ontwikkelingen elders in West-Brabant. Wij moeten daar iets aan doen. Ter informatie en wellicht ter geruststelling merk ik op dat juist ook van buiten Breda steeds wordt opgemerkt dat het aan bod in de dienstverlenende sector groter is dan in welke andere stad in Nederland ook. Wij behoeven niet rustig te gaan slapen in de gedachte dat daarmee de kous af is, maar het is toch ple zierig als wij dit kunnen constateren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 667