66
17 JANUARI 1974
SCHORSING.
De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het zal u duide
lijk zijn dat het college zich heeft beraden over het amendement dat
de heer Crul heeft ingediend en dat is mede-ondertekend door vijf an
dere leden van de raad. Wethouder Van Graafeiland zal hierop en op
de opmerkingen van de zijde van de raad namens het college reageren.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Men sta mij toe de uiteenzetting
van de opvatting van het college over het ingediende amendement enigs
zins in te vlechten in het betoog dat ik over dit voorstel zal gaan houden.
Nadat de heer Van Duijl zijn instemming met het huidige stand
punt heeft betuigd, is de heer Crul begonnen met enkele opmerkingen
te maken die een antwoord behoeven. Hij heeft gezegd dat hij toch de
indruk heeft dat enig verschil van mening is blijven bestaan ten aanzien
van de vraag of al dan niet tot renovatie moet worden overgegaan. Ik
moet erop wijzen dat er niet "enig" meningsverschil is blijven bestaan,
maar dat het verschil van opvatting tussen het wijkcomité en de gemeen
te in zijn volle omvang is blijven bestaan. Het concept-besluit dat de
raad onder III is voorgelegd behelst evenwel tevens de mogelijkheid dat
een onderzoek wordt ingesteld naar de mogelijkheden van renovatie, met
inachtneming van de beperkingen van bouwtechnische en stedebouwkun-
dige aard die daarbij zijn gemaakt. De situatie moet dan ook niet guns
tiger worden voorgesteld dan zij is: de meningsverschillen zullen in het
overleg dat ik in mijn verklaring vooraf heb genoemd moeten worden
opgelost.
Het woord "oplossen" brengt mij op een andere opmerking van de
heer Crul, namelijk dat het hem is opgevallen dat is gesproken over het
behoud van ieders verantwoordelijkheid, hetgeen inderdaad in het over
leg van gisteren met zoveel woorden is gezegd. De dienst openbare wer
ken, het wijkcomité en de provinciale directie hebben elk hun eigen ad
viserende verantwoordelijkheid op grond van hun eigen taakstelling. Dit
betekent dat de dienst openbare werken het gemeentebestuur adviseert
met betrekking tot de keuze tussen renoveren of opknappen en dat dit advies
kan afwijken van het advies dat het wijkcomité op dat punt uitbrengt.
Gisteren hebben wij afgesproken dat de informatie daaromtrent die uit
het overleg resulteert aan de orde zal komen bij de behandeling in de
raad alsmede in de gesprekken die zullen worden gevoerd met de hoofd
ingenieur-directeur van volkshuisvesting in de provincie Noord-Brabant.
Wanneer er verschil van mening blijft bestaan --de kans daarop is be
paald niet verdwenen zal dit bij de provinciale directie op tafel
komen.
De positie van de provinciale directie is door mevrouw Van Nes
vrij nauwkeurig omschreven: deze instelling geeft een oordeel over de
plannen en adviseert met betrekking tot de vraag of al dan niet tot sub
sidiëring moet worden overgegaan. Als de gemeente Breda een voorstel
omtrent renovatie doet en de provinciale directie van mening is dat op
knappen het enige is dat verwezenlijkt kan worden, wordt derhalve ge
subsidieerd op basis van opknappen, zodat eventuele renovatie ten las
te van de gemeente Breda zou komen. Ik kan in dat verband reeds nu zeg
gen dat de gemeente Breda er niet toe in staat zal zijn daarvan de bud
gettaire consequenties te dragen. Dat de provinciale directie nu heeft ge
reageerd op het voorstel van b„ en w. tot opknappen is natuurlijk logisch,
omdat hetzelfde voorstel van de zijde van de gemeente ter advisering
naar de provinciale directie is gegaan. Dit houdt in dat eventuele wij
zigingen in het vervolg door de provinciale directie zullen moeten wor-