676 24 JUNI 1974 43. bijlage nr. 209 INFORMATIEVE NOTA HUISVESTINGSPROBLEMATIEK; SUPPLE MENT II, Mevrouw PAULUSSEN; In de vergadering van 14 februari heeft de wethouder van openbare werken bij de behandeling van de Gildewijkin een discussie over een motie met betrekking tot een onderzoek naar de woonnood van bepaalde categorieën burgers de raad aangeraden te wach ten tot de raad een integrale visie op de gehele woningbouwproblema- tiek zou krijgen in de derde nota huisvesting. Op die toezegging kom ik straks nog terug. In de vergadering van de commissie voor openbare werken van 17 mei is ook gesproken over hoofdpunten van het gemeentelijk beleid.Thans ligt een informatieve nota huisvestingsbeleid supplement II voor ons. In de inleiding wordt gezegd dat de informaties geen volledig beeld pre tenderen te geven van het gemeentelijk huisvestingsbeleid, maar dat er naar is gestreefd die aspecten te behandelen die bij de raad en de gemeen telijke diensten speciale aandacht hebben. Hieruit mogen wij concluderen dat het college ons in deze nota een integrale visie op de algehele wo- ningbouwproblematiek en het gemeentelijk huisvestingsbeleid aanbiedt. Onzes inziens beantwoordt deze nota daar geenszins aan. Waar is deal- gemene beschouwing met betrekking tot het gemeentelijk huisvestings beleid? Waar zijn de beleidsdoeleinden? Er ontbreekt een fundamentele visie op de volkshuisvesting als maatschappelijk gebeuren en menselijk beleven. Verder ontbreken belangrijke zaken die in een beleidsnota ze ker aan de orde hadden moeten komen. Ik noem een aantal van derge lijke zaken, maar niet in volgorde van belangrijkheid; 1. de kwalitatie ve kant van het wonen, zowel met betrekking tot de woning als tot de woonomgeving; 2. de relatie huisvestings- en binnenstadsproblematiek en de ruimtelijke opbouw van de stad; 3. de hoogbouw en de woonwijk- problematiek van de Hoge Vucht; 4. het invoegen van de functie woon- stress in de urgentiebepaling van de G, G. en G. D.5. de integratie van bejaardenhuisvesting in het totaal van de huisvesting; 6. de milieuhygië nische aspecten zoals doorgaande wegen met name ten aanzien van de President Rooseveltlaan en de plannen voor Heuvelkwartier en Tuinzigt; 7. de afname van de bevolking in Breda en de repercussies daarvan op de huisvesting; 8. het betrekken van de bevolking bij de plannen; 8. de relatie met de woningbouwverenigingen; 9. het procesmatige van plannen, zoals revaluatie van vigerende bestemmingsplannen en 10. de grondpoli- tiek. Deze nota is een min of meer fraaie technocratische inventarisatie van een aantal problemen. De benadering van de problemen geschiedt vrijwel geheel vanuit technische en economische aspecten. Het college verschuilt zich al te gemakkelijk achter de rijksoverheid en de beleggers. Tenslotte zijn wij niet erg enthousiast over de leesbaarheid van deze no ta. Dit laatste kan echter aan ons liggen. Ik wil mij tot de hoofdlijnen beperken en ik zal bij verschillende hoofdstukken enkele opmerkingen maken. In hoofdstuk 1 wordt het lan delijk beleid aan de orde gesteld. Het landelijk beleid ontwikkelt sinds 1 april vrij veel nieuwe mogelijkheden ten behoeve van de vernieuwbouw. Op dit punt is de nota reeds achterhaald, maar de nieuwe mogelijkheden kunnen bij de behandeling van de afzonderlijke projecten een belangrij ke rol spelen. Uit het hoofdstuk spreekt een passieve houding en een gebrek aan dynamisch inspelen op de geboden mogelijkheden. Ik wijs bijvoor beeld op pagina 4, waar wordt gesproken over het subsidie van de rehabi litatieregeling door andere dan de gemeente of de woningbouwcorpora-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 676