17 JANUARI 1974 67 den goedgekeurd. Mevrouw Van Nes moet niet stellen dat in het over leg met de provinciale directie ten aanzien van de 155 woningen nim mer het woord "renoveren" is gevallen. In gesprekken zal zeer duide lijk gebleken zijn dat ook de provinciale directie renovatie niet goed mogelijk acht, hoewel ik moet toegeven dat daar in het wijkcomité anders over wordt gedacht. Ook dat is een element dat in het overleg dat tot stand zal komen als de raad het voorgestelde besluit neemt, uit de weg zal moeten worden geruimd. Mevrouw Van Nes en de heer Crul hebben een opmerking gemaakt over de opstelling van de bewoners en in het bijzonder over de enquê- tering. Vooral de opmerkingen van mevrouw Van Nes vond ik in dit ver band relevant: de enquête die onder de bewoners wordt gehouden is met een bepaalde "subjectiviteit" geladen. Niet in eerste instantie wordt ge keken naar de bouwtechnische kwaliteit van een woning of wordt de toe stand van een huis met een zekere objectiviteit vastgesteld, maar er wordt vanuit de eigen situatie geredeneerd ten aanzien van de leefbaar heid in de woning. Dit kan een beeld oproepen dat niet overeenstemt met hetgeen technisch mogelijk is. Ook dit is een aangelegenheid die in het vervolgoverleg aan de orde zal komen. Mevrouw Van Nes heeft een historische schets gegeven die loopt van slopen via opknappen tot renoveren; in deze schets is tevens aan de orde gekomen dat er van de zijde van de gemeente eigenlijk naar wordt gestreefd in het onderhavige gebied een woonwijk met nieuwe huizen tot stand te brengen waarbij wordt gedacht aan een ander soort bebouwing en een ander stratenplan. Dat dit nog steeds doorklinkt in het voorstel is in feite juist: in het voorstel gaat men uit van opknappen voor een bepaalde termijn om daarna gefaseerd de gelegenheid te hebben de wijk te voorzien van een woonbebouwing. Natuurlijk is er sprake van een ze kere "evolutie" -- die ook voor de komende jaren mag worden verwacht --in het denken over huisvesting en het belang van oudere wijken in de stad. Overal wordt "gerenoveerd", terwijl deze term ongeveer zes jaar geleden nimmer werd gehoord. Het belang van het leefklimaat dat dergelijke wijken hebben wordt op het ogenblik duidelijk onderkend. Dit is een proces dat steeds voortschrijdt en waaruit kan voortvloeien dat in de loop van de tijden de standpunten anders zullen worden. Het onderwerp van de riolering houdt nauw verband met de "recon structie" met het nieuwe stratenplan. Zoals in het voorstel kan worden gelezen, is het college op dit ogenblik zeker niet van plan de vernieu wing van de riolering ter hand te nemen, omdat dit naar alle waarschijn lijkheid dubbele kosten met zich mee zou brengen die uit een of ande re bron gefinancierd zullen moeten worden. In hoeverre de verantwoor delijkheid voor schade door niet optimaal functioneren van de riolering aan de gemeente kan worden toegekend is een vraag waarvan ik mij af vraag of het juist is daarover bij voorbaat al een uitspraak te doen. Een soortgelijke situatie is enkele maanden geleden aan de orde geweest in de gemeenteraad, zodat ik meen dat het college zich kan beperken tot het handhaven van het standpunt dat toen is ingenomen. De heer Van Duijl heeft aandacht besteed aan de samenwerking en het overleg die tussen het gemeentelijk apparaat, met name de dienst openbare werken, en het wijkcomité met redelijk succes hebben bestaan. Ook de heer Crul heeft hierop geduid, maar mevrouw Van Nes staat hier enigszins anders tegenover: zij heeft gezegd dat met de wensen van de bewoners geen rekening wordt gehouden en dat het college en de dienst openbare werken deze wensen naast zich neerleggen. Ik meen dat dit niet juist is, zoals blijkt uit het voorstel, dat een iets andere teneur heeft dan het voorstel dat in september aan de orde is geweest.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 67