684 24 JUNI 1974 werkzaamheden die kunnen plaatsvinden. Die werkzaamheden worden gerubriceerd en vervolgens komt men tot totaaltellingen. Op basis daar van kan men huren vaststellen. Op die manier kunnen wij op basis van een te verwachten huurprijs met de bewoners onderhandelen. Wij kun nen dan bijvoorbeeld aangeven wat een grotere keuken per maand aan huur zal gaan kosten. Deze gegevens zijn ons bekend geworden na het gereed komen van de nota en hiermee is het vraagstuk van de normering door geworsteld. De eenheidsprijzen vormen eenzelfde probleem. Ook daar hebben wij te maken met onduidelijkheden. Wij moeten eigenlijk allemaal nog wennen aan het fenomeen van de renovatie. Ook de opbouwwerker is een knelpunt volgens mevrouw Paulussen. Mevrouw PAULUSSEN: Ik heb gevraagd naar uw interpretatie van het knelpuntkarakter van de opbouwwerker. Wethouder VAN DUN: Ik kan alleen namens het college spreken en mijn persoonlijke interpretatie kan pas na de raadsvergadering aan de orde komen. Wij hebben vaak moeilijkheden met de strategie van de opbouw werker -- dat is niet erg --en met de vraag wie hij vertegenwoordigt en of hij het vertrouwen van de bevolking heeft. De achtergrond van de op merking is de vraag in hoeverre het zinvol kan zijn met de Stichting Buurt en Wijkopbouwwerk en het K. LM. aan tafel te gaan zitten en eikaars mogelijkheden te bespreken, opdat wij de bewoners verontrusten waar het nodig is en niet verontrusten waar zulks zinloos is. U heeft al vaak van het college gehoord dat de representativiteit van actiecomité's een probleem is. Het blijkt nogal eens dat een actie comité het vertrouwen van de bevolking niet heeft, terwijl je een jaar lang met zo'n comité besprekingen voert. Dit zijn in de nota uit het hart gegrepen opmerkingen. Wij hebben niet de pretentie dat wij alles goed doen, maar er zijn structuren in de renovatie- en opknapwerkzaamhe- den die het voor ons moeilijk maken de zaken te regelen in het tempo dat wij graag willen. Mevrouw Paulussen is evenals de heer Van Duijl nader ingegaan op de cijfers. Het gaat om het overzicht op pagina 25. Hoe komt het dat wij in de komende vijf jaar 1. 800 laagbouwwoningen en 2. 671 hoogbouw- woningen gaan bouwen? Mevrouw Paulussen doet het dan voorkomen of het hier gaat om één bestemmingsplan waarin wij dit gaan realiseren.Het zou de raad duidelijk moeten zijn dat wij bezig zijn met het afronden van bestemmingsplannen. Het gaat om laatste opvullingen in bestaande bestemmingsplannen. Achteraf kan worden gezegd dat landelijk gezien een andere verhouding moet worden gehanteerd, maar dergelijke verhou dingen kunnen wij alleen gebruiken bij nieuwe bestemmingsplannen. Als wij nu afwijken van onze plannen rijzen er enorme problemen, die wij uiteraard niet uit de weg moeten gaan, maar er ontstaan zodanige con sequenties dat wij ons daarover nog eens zouden moeten bezinnen. De grondexploitatie zal dan enorme verliezen te zien geven, terwijl wij bij afwijkingen ook laagbouw gaan realiseren waar zulks onmogelijk is. Het zal de raad bekend zijn dat het toewijzingsbeleid een zeer moei lijke aangelegenheid is omdat het aantal toe te wijzen woningen zeer be scheiden is. Uit het overzicht ziet u dat het aantal mutaties zeer gering is. U weet dat wij gelukkig met de woningbouwverenigingen een toewij zingsverhouding hebben afgesproken. Wij zijn echter nog steeds niet toe aan een volledige toewijzing vanuit een algemene gedragslijn. Wij heb ben geprobeerd de raad in deze nota te confronteren met de gevolgde ge dragslijn. Ter zake van de medische problematiek hanteren wij een me-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 684