691
24 JUNI 1974
als voor de medische indicaties. Bij de G. G. en G. D. is £ên contact
arts aangewezen om de zaken uit te pluizen. De sociale dienst, waar
schijnlijk bureau D, zal zich met de sociale indicaties gaan bezighouden.
Er is geen sprake van een adviesorgaan. Het bureau dienstverlening van
de sociale dienst zorgt voor de behandeling van deze kwesties. Het bu
reau geeft een urgentie aan. Als er problemen ontstaan en geschillen rij
zen weet u uit de nota dat er een begeleidingscommissie van het centraal
registratiebureau is, waarin vertegenwoordigers van de drie woningbouw
verenigingen zitting hebben, alsmede vertegenwoordigers van het gemeen
telijk woningbedrijf en de wethouder. Die commissie zal dan proberen de
geschillen op te lossen. Er is dus wel sprake van een gezelschap, maar pri
mair gaat het hier om taken van de G. G. en G. D. en van de sociale dienst.
Mevrouw Paulussen heeft een verklaring gegeven voor haar inleidende
opmerkingen en haar kwalificatie van de nota. Het is duidelijk dat het
college het niet met haar eens is.
Misschien ben ik niet duidelijk genoeg geweest toen ik sprak over
het probleem van de te hoge eenheidsprijzen. Er zijn twee soorten een
heidsprijzen. De eerste wordt gevonden door de omrekening van de wen
sen van de bewoners volgens globale maatstaven die op ervaring berusten.
Ik doel «p de normering. Er zijn ook eenheidsprijzen die door de aannemer
worden gehanteerd, die op een gegeven moment een werk aanneemt.Vaak
blijkt dat de prijzen van de aannemer door de centrale en provinciale di
recties kunnen worden verlaagd, hetgeen onmiddellijk van invloed is op
de kwaliteit. Op die manier is een bepaalde knelpuntsituatie ontstaan.
Het contact tussen de wethouder van sociale zaken en maatschappe
lijke dienstverlening en mij is voortreffelijk. Wij plegen veel overleg over
de kwesties die mevrouw Paulussen bedoelt. De. wethouder van sociale za
ken en maatschappelijke dienstverlening vertelt mij enerzijds hoe hij ope
reert in het kader van het opbouwwerk en anderzijds kom ik met mijn
moeilijkheden dienaangaande bij hem.
Ik kom nu aan de kwestie van de verhouding tussen hoogbouw en
laagbouw en de revaluatie van bestemmingsplannen. Ik moet zeggen dat
ik het eigenlijk onverkort met de heer Crul eens ben. Als wij bepaalde
woningen willen gaan toewijzen, waarbij duidelijk de idee bestaat dat
hoogbouw niet bijzonder gewenst is en als wij dan besluiten minder hoog
bouw te bouwen, kunnen wij de vraag waarom wij toch woningen inhoog-
bouw uitvoeren verwachten, In die context heeft de raad alleen maar ge
sproken over de situatie in de Hoge Vucht. Iedere zinnige Nederlander
koestert echter min of meer de gedachte dat het bouwen Van hoogbouw
niet het meest noodzakelijk is. De opmerking van mevrouw Paulussen over
de revaluatie van bestemmingsplannen vind ik zeer zinvol, maar wat valt
er aan bestemmingsplannen te realiseren als die plannen al bijna voltooid
zijn» Het gaat. bij de cijfers die wij genoemd hebben over de optelsom
men van randgebieden. Een groot deel van deze woningen komt in de
Upelaar en verder in Heusdenhout, Ruitersbos en verder gaat het om wo
ningen die her en der verspreid zullen worden gebouwd. Het revalueren
van bestemmingsplannen zodat er nog een ander beleid kan worden ge
voerd heeft naar mijn idee weinig zin als de plannen bijna geheel uit
gevoerd zijn.
De heer Crul heeft gevraagd naar de financiële consequenties.Die
consequenties zijn terug te vinden in de exploitatie-opzetten. Ik kom
weer met dezelfde stok achter de deur. Wij hebben een woningbouwpro
gramma en dat programma is geënt op een periode van minstens drie
jaar. Als wij de exploitatie op de tocht zetten nu het gaat om randge
bieden en als wij daarnaast ons sociaal woningbouwprogramma op de tocht
zetten, zie ik ondanks alle activiteiten ten behoeve van het oplossen van
de woningnood en het bouwen van adequate, woningen in deze context geen