693
24 JUNI 1974
De heer NIHOT; Na de vergadering van de commissie voor alge
mene zaken heb ik alles nog eens op een rijtje gezet» Uit hetgeen is
overgebleven springen twee punten naar voren. Allereerst zegt het col
lege dat hij het niet onredelijk vindt dat er sprake is van een verhoging
van 12 °]oDat behoeven wij niet naar buiten uit te dragen. Voorts zegt
het college dat de regio naar binnen toe een aangepast prioriteitenpak
ket dient uit te voeren. Ik vind de inhoud ervan zd leeg dat dit niet tot
mij spreekt. Ik wil daarom geacht worden te hebben tegengestemd.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het gewijzigde voor
stel besloten onder aantekening dat de heer Nihot geacht wenst te worden
te hebben tegengestemd.
46. bijlage nr. 212
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT AANVUL
LING VAN DE VOORSCHRIFTEN VAN 23 BESTEMMINGSPLANNEN.
De heer GOOS; Naar aanleiding van pagina 3 van uw voorstel wil
ik enkele opmerkingen maken. In de derde alinea wordt de nadruk ge
legd op de omschrijving van agrarische hulpbedrijven. In het plan Prin-
cenhage-Noord 1966 wordt de aanduiding gewijzigd in agrarisch-technisch
hulpbedrijf. Ik heb daar niet veel moeite mee. U heeft de P. P. C. in de
arm genomen. Ik heb echter wat moeilijkheden met de volgende om
schrijving. U vindt dat in dit gebied enkele bedrijven niet thuishoren.
Daaronder vallen ook de veehandelbedrijven. Ik vind het wat vaag om
het op deze manier te omschrijven. In wezen zijn de huidige bedrijven
ook veehandelbedrijven. Op dit kleine gebied hoort ruim 500 stuks vee
thuis en de bedrijven zijn in wezen veehandelbedrijven. Het vee komt
op een bepaald ogenblik en het gaat er op een zeker moment ook weer
weg. Ik zou graag zien dat u een wat tegemoetkomende houding zou
aannemen. Als het erom gaat een bepaald bedrijf te vestigen zou ik graag
zien dat u een beetje soepel zou willen zijn.
Als een agrariër een landbouwschuur die in verval is geraakt wil
herbouwen zou hij in moeilijkheden kunnen komen. U zult wel antwoor
den dat ik mij vergis omdat het hier om een hulpbedrijf gaat. In het stuk
lees ik echter dat hulpbedrijven bedrijven zijn die producten opslaan die
in het betreffende gebied zijn voortgebracht. In wezen gebeurt dit nog
wel op de bestaande bedrijven. Ik heb er geen grote bezwaren tegen, als
u mij dadelijk kunt zeggen dat het allemaal wel meevalt en dat het col
lege soepel zal optreden als deze kwesties aan de orde komen. Indien dat
niet het geval is zou ik graag zien dat er enkele wijzigingen worden aan
gebracht. In eerste instantie wil ik evenwel eerst uw antwoord afwachten.
De heer VEELENTURF; U zult zich kunnen indenken dat dit voorstel
mijn volledige instemming heeft. Ik ben het met uw college eens dat in
Breda het aantal "kortingenwinkels" een schrikbarende omvang heeft aan
genomen. Als er geen maatregelen worden genomen zal een goed beleid
op het gebied van de ruimtelijke ordening moeilijk verwezenlijkt kunnen
worden. De aanvaarding van dit preadvies geeft u mogelijkheden die er
mee worden beoogd. Ik verwacht van het college dat het zo nodig snel en
adequaat gebruik zal maken van zijn mogelijkheden om ongewenste ont
wikkelingen tegen te gaan.
Wethouder VAN DUN; De heer Veelenturf behoeft feitelijk geen ant
woord. Hij krijgt uiteraard de verzekering dat het college van zijn moge
lijkheden gebruik zal maken.