22 AUGUSTUS 1974 716 De heer QUADEKKER: Ik zou graag naar aanleiding van pagina 28 van deze nota het college willen attenderen op de laatste alinea, waar in staat dat het mogelijk is kleine groepjes bejaardenwoningen te bou wen. Het zou daarbij dan gaan om gekwalificeerde woningen met een geringe dienstverlening in de vorm van een alarminstallatie. Nu wij pas weer geconfronteerd zijn met het geval in Den Haag waar een al leenwonende bejaarde mevrouw al tien maanden overleden was voor men dit ontdekte, heeft het naar mijn oordeel zin het college te vra gen bij de bouw van kleine groepen bejaardenwoningen alarminstalla ties of telefooninstallaties met gespreksmogelijkheden over en weer aan te brengen. De heer AMERICA: Wij hebben maandag jl. voor de eerste maal de gelegenheid gehad over deze nota te spreken en ik wil nog eens op merken dat zulks in strijd is met de afspraken die wij hebben gemaakt, namelijk dat de commissies zouden worden gewijzigd in adviescommis sies en dat zij van het begin af aan betrokken zouden worden bij aller lei werkzaamheden. Wij hebben maandagavond twee kwesties besproken. Met de eerste, het gesprek met het provinciaal opbouworgaan, was ik erg ingenomen, maar toen deze nota aan de orde kwam kreeg ik een behoorlijke koude douche. Ik kreeg namelijk sterk de indruk dat de aanwezige ambtena ren alleen maar in staat waren de nota te verdedigen. Wij zijn niet in staat geweest samen de nota verder op te bouwen en haar nog meer in houd te geven dan zij al heeft. Met dit laatste bedoel ik dat ik, nu ik voor het 'blok word gezet om "ja" of "neen" te zeggen, de laatste da gen heb gezocht naar een alternatief. Ik zou eigenlijk van de wethou der de toezegging willen hebben dat hij bereid is een deel drie te la ten verschijnen. In dat derde deel zou moeten worden ingegaan op de manco's die maandag door enkele raadsleden bij wijze van adyies zijn genoemd. Voorts zou het derde deel de reacties op de delen één en twee moeten bevatten. Op die manier kan door deel drie continuïteit in het denken en in het te voeren beleid wat verder worden gegaran deerd. Het lijkt mij nu niet noodzakelijk verder op de manco's in te gaan. Zij zijn te vinden in tamelijk fundamentele kwesties, die naast de waardevolle punten van de 'beide nota's noodzakelijk zijn om in de toekomst een goed beleid op het gebied van de bejaardenhuisvesting te kunnen voeren. Ik wil dan ook concreet vragen of de wethouder bereid is een der de nota uit te geven. Ik begrijp dat zulks niet op een termijn van een maand mogelijk is. Er kan gerust enige tijd overheen gaan, omdat dan ook de reacties kunnen worden opgenomen. Misschien is het goed dat dan niet alleen een afwachtende houding wordt aangenomen, maar mis schien kan er actief gewerkt worden om op die manier reacties uit te lokken. Erg belangrijk zou ik het vinden als de landelijke percentages, die worden gehanteerd als harde feiten om in Breda op een bepaalde ma nier te gaan bouwen, in de komende maanden getoetst worden aan de concrete situatie in Breda. Er dient een poging te worden gedaan om via het registratiebureau voor bejaarden zicht te krijgen op de bejaar den die nog niet aan verpleging of verzorging toe zijn, maar die wel toe zijn aan andere in de nota genoemde huisvestingsmogelijkheden. Op die manier hebben wij dan niet alleen te maken met landelijke per centages die voor een deel duimzuiger!j" zijn. Ook dit punt zou in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 716