717 22 AUGUSTUS 1974 deel drie aan de orde kunnen worden gesteld. Ik neem aan dat de bei de nota's consequenties zullen hebben in besluitvorming gedurende de komende jaren en door een derde deel zou dan ook rekening kunnen worden gehouden met de meningen van bejaarden, instellingen die zich bezig houden met huisvesting van bejaarden en met het harde con crete feitenmateriaal dat in Breda voorhanden is. Dit lijkt mij een goe de basis om een verantwoord beleid voor bejaarden op te baseren. Mevrouw PAULUSSEN: Ik kon jammer genoeg ook niet aanwezig zijn in het deel van de commissievergadering waarin deze nota is be sproken. Ik wil daarom enkele concrete punten aansnijden., met name omdat ook de heer America over een deel drie sprak. Ik heb daarvoor ook enkele suggesties die misschien in het antwoord van de wethoudei kunnen woiden meegenomen. In het voorwoord van de nota wordt door het projectteam gesteld dat het aspect van dienstverlening zeer nauw verbonden is met het huisvestingsaspect, maar dat de samenstelling van deze projectgroep er zich niet toe leende op dit probleem in te gaan. De projectgroep doet de suggestie dat in aansluiting op deze beide nota's, waarin het huisvestingsaspect centraal staat, een beleidsnota dient te verschijnen die de dienstverlening in ruime zin ten opzichte van de huisvesting tot onderwerp heeft. Neemt de wethouder deze suggestie van de pro jectgroep over? Bij het opstellen van een plan voor sociaal onderzoek achten wij het van belang dat een onderzoek onder bejaarden wordt ingesteld naar de tevredenheid over de huisvesting. Mevrouw Jager en de heer America hebben hier al zijdelings op gewezen, maar wij achten het belangrijk dit facet in een plan voor sociaal onderzoek in te bouwen. Daarbij zou naar onze mening ook aandacht moeten worden besteed aan het oordeel over en de behoefte aan medezeggenschap in bij voor beeld het beheer van tehuizen. Hoe denkt de wethouder hierover en wat is hierin de taak van de lokale overheid? De algemene uitgangspunten van de nota spreken ons wel aan, hoewel ik het met de heer America eens ben dat zij nog te weinig in hun verdere consequenties in de volgende hoofdstukken doorwerken. Door de projectgroep worden in de verschillende hoofdstukken pro's en contra's naar voren gebracht, maar de projectgroep doet zelf geen duidelijke keuze. Na de opsomming blijven de pro s en contra's ook in de conclusies dikwijls gehandhaafd. Dit kan in de toekomst tot een onevenwichtig beleid leiden. Heel speciaal verwijs ik wat dat aangaat naar hoofdstuk 4, waar wordt gesproken over de spreiding van huisves tingsmogelijkheden over de stad. Op pagina 16 en 17 zien wij, waar het gaat over Breda zuid oost, vele argumenten op grond waarvan naar ons oordeel moet worden geconcludeerd dat specifieke bejaarden- huisvesting in dat deel van de stad moet worden afgewezen. Wanneer dit deel van de nota ongewijzigd gehandhaafd blijft, blijft het vaag. De herkomst van de bewoners van bejaardenwoningen is een ander punt. De projectgroep heeft een meerderheids- en een minderheidsad vies uitgebracht. Zij zegt dat bij de verlening van garanties het crite rium moet worden gehanteerd dat aan Bredanaars voorrang wordt ver leend, zulks in overleg met het centraal registratiebureau. Toch heb ben wij ons bij de bespreking in de fractie afgevraagd of bij de verle ning van de gemeentegarantie de specifieke behoefte aan bejaarden huisvesting niet veel meer centraal zou moeten staan. Dat zou wel licht een criterium kunnen zijn om gemeentegarantie te verlenen. Wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 717