735 22, AUGUSTUS 1974 gingen mee. Er is geen enkele aanleiding om in een dergelijke situatie artikel 52 van de Gemeentewet toe te passen. Waar de heer Crul doelde op artikel 26 gaat het hem kennelijk om het derde lid van dit artikel. Dit lijkt mij ook niet van toepassing omdat het gaat om het middellijk of onmiddellijk deelnemen aan onderhandse pacht van gemeentegoederen of inkomsten, aan leveringen of aannemin gen ten behoeve van de gemeente en het kopen van betwiste vorderingen te haren laste. Ik geloof niet dat in dit theoretische geval artikel 26 een belemmering zou kunnen vormen. De prudentie van het betrokken raadslid zou hier een rol kunnen spelen, maar daarop hebben wij geen enkele in vloed. De heer CRUL: Ik zou u graag een korte schorsing willen vragen. De VOORZITTER: Het lijkt mij beter nu eerst te pauzeren. Er is dan voldoende gelegenheid tot overleg. Ik schors de vergadering. SCHORSING. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. De heer CRUL: Ik zou willen vragen of de wethouder voor de twee de termijn nog eens uiteen kan zetten hoe het bouwrijp maken van Prin- cenhage-West zal verlopen en wat de gang van zaken "is bij het uitvoe ren van de infrastructurele werken» Wethouder VAN DUN: Ik kan uiteraard niet letterlijk herhalen wat ik in eerste instantie heb gezegd, maar ik meen dat het hoofdzakelijk om de routing van het zand gaat. De firma Rasenberg koopt zand voor een prijs van 80 ct per m3 en deponeert dat zand in Princenhage-West. De vraag is alleen aan wie Ra senberg dat zand levert. Naar mijn beste weten wordt het zand geleverd aan Wilma. Ik heb dit door een telefoongesprek nagegaan bij de heer Van Alkemade van de afdeling Stadsontwikkeling. Hij deelt mijn mening. Zelfs al zou het zand aan de gemeente worden geleverd ten laste van het krediet voor het bouwrijp maken, dan gaat het hier toch om een normale transactie omdat de gemeente dit werk niet zelf kan uitvoeren. De ge meente beschikt niet over de apparatuur, de middelen en de mankracht om zand te graven en te transporteren. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik wil nu in tweede instantie enkele opmerkingen maken, hoewel ik in eerste instantie niets heb gezegd. De heer Crul stelde zijn vraag zojuist namelijk mede op mijn verzoek. De raad heeft indertijd besloten een overeenkomst aan te gaan met Wilma voor de bouw in Princenhage-West. Daarbij is overeengekomen dat het bouwrijp maken zou geschieden door en voor rekening van de ge meente Breda. De gemeente Breda heeft dus de verantwoordelijkheid voor het bouwrijp maken en zij geeft hiertoe ook de opdrachten. Onder het bouwrijp maken behoren volgens mij niet alleen de rioleringswerkzaam- heden maar ook werkzaamheden voor ophoging. De wethouder zei zo juist dat de riolering door de gemeente zou worden verzorgd, terwijl de zandwinning door Wilma zou worden gedaan. In het contract is daarover bij mijn weten niets vastgelegd. De vraag is nu of het bouwrijp maken van Princenhage-West door de gemeente onderhands is aanbesteed. Kan de raad daar nog een oordeel over uitspreken? Dat is de vraag die aan de orde is. Uit de woorden van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 735