22 AUGUSTUS 1974 736 de wethouder heb ik begrepen dat impliciet wordt besloten dat de firma Rasenberg Princ.enhage-West bouwrijp maakt als wij nu overeenkomstig het voorstel van uw college besluiten. De heer CRUL: De wethouder heeft duidelijkheid verschaft ten aan zien van de recreatieve bestemming. Er bestaat geen uitgewerkt plan voor de Galderse Meren en ik vraag mij dan ook af of die recreatieve bestem ming past in onze toekomstvisie voor dit gebied. Ik begrijp dat de gedach ten al iets verder zijn dan ons bekend was. Er wordt over een visvijver ge sproken en volgens de heer Mensen is daarover in de commissie voor jeugd en sport nooit gesproken. Ik vraag mij dan ook af waarmee wij eigenlijk bezig zijn. Wij discussiëren over zandwinning en nu blijkt dat er verder gaande consequenties zijn. In feite zijn er al beslissingen genomen die niet in de commissie of de raad besproken zijn. Ik vraag mij af of zij passen in de plannen die de raad nog moet vaststellen. Artikel 176 van de Gemeentewet betreft het openbaar aanbesteden, mevrouw Van Nes heeft er zijdelings al op gewezen» Naar ons oordeel is hier sprake van het aannemen van werk. Artikel 176 is dan van toe passing en uit dit artikel blijkt dat aanbesteding openbaar behoort te ge schieden, tenzij er dringende redenen zijn zulks niet te doen. De heer Brummelkamp zal, met uw toestemming, nog op de juridische kant van deze zaak ingaan. Naar onze mening heeft deze kwestie aspecten die een nader onderzoek rechtvaardigen. Ik zou het betreuren als wij nu een beslissing nemen, waarvan wij later moeten zeggen -- na studie door het college of door de raad -- dat wij haar beter hadden kunnen uitstel len. Ik wil u dan ook dringend verzoeken dit voorstel terug te nemen om alle aspecten die vanavond zijn genoemd nog eens tegen elkaar af te we gen. U kunt dan in feite beter beslagen ten ijs komen en met de gevraag de informatie in de raad terugkomen. De heer BRUMMELKAMP: Ik wil allereerst nog even ingaan op lid 3 van artikel 26 van de Gemeentewet. Dit lid spreekt in één adem over leveringen aan en aanneming van werk ten behoeve van de gemeente. Het laatste Koninklijk Besluit over dergelijke kwesties dateert van 17 januari 1933. Het is gepubliceerd in Administratief Rechterlijke Beslis singen nr. 267 van 1933. Het ging in dat besluit om iemand die een po sitie bekleedde bij een N. V.een positie die analoog was aan directeur. Het Koninklijk Besluit zegt: "Door deze positie is zijn persoonlijk belang bij de financiële uitkomsten van het bedrijf nauw betrokken. Onder die omstandigheden moet hij geacht worden middellijk aan leveringen ten behoeve van de gemeente te hebben deelgenomen". Het ging hier dus niet om aanneming van werk, maar om levering. Dit geval had zich hier vandaag kunnen voordoen. Wat artikel 176 aangaat heb ik begrepen dat hier zand wordt uit gegraven. Men zou kunnen spreken van verkoop van zand, maar de aan nemer heeft de verplichting op zich genomen de put te voorzien van een bepaald talud en andere voorzieningen. Daardoor is hier duidelijk sprake van aanneming van werk. De wet zegt hiervan dat aanbesteding in het openbaar dient te geschieden, behoudens in gevallen waarin onderhandse aanbesteding in het belang van de gemeente is. Ik ben van mening dat in dit geval openbare aanbesteding plaats had moeten vinden. Wat dat aangaat sluit ik mij bij de heer Crul aan als hij voorstelt het voorstel te rug te nemen, omdat er in dit geval geen sprake is van openbare aanbe steding. Ik ben bang dat het onderhavige voorstel in strijd is met de Ge meentewet. Als de raad conform het voorstel besluit neemt hij een be sluit dat strijdig is met deze wet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 736