750 26 AUGUSTUS 1974 De heer CRUL: Ik heb ernstige bezwaren tegen deze wijze van be ginnen van een debat. Wethouder VAN DUN: Ik ben hier niet mee begonnen.' De VOORZITTER: Ik ben hiermee gestart, volstrekt voor mijn eigen verantwoordelijkheid. Ik blijf bij mijn opmerkingen. De heer CRUL: Ik hoop dat u ons wel de gelegenheid geeft hier op in te gaan. De VOORZITTER: Ik heb al een zeer dringend verlangen uitgespro ken ten aanzien van de voortzetting van de discussies. Wethouder VAN DUN; In de discussies van de vorige week zijn twee vragen naar voren gekomen namelijk: hoe staat het precies met de zakelijke problematiek van de Galderse Meren in relatie tot het contract met Rasenberg? en: wat zijn de consequenties hiervan met betrekkingtot Princenhage-West? De heer Brummelkamp heeft twee opmerkingen gemaakt. Hij pro beerde ons duidelijk te maken dat er wellicht sprake is van levering in het contract met Rasenberg. Het zou dan gaan om levering van taluds volgens bepaalde voorschriften. Deze stellingname is onjuist. Men kan namelijk pas leveren als men eigenaar van het betreffende goed is. Bij zorgvuldige lezing van het contract zal het duidelijk worden dat de zwar te bovenlaag waarom het gaat geen eigendom van Rasenberg wordt. Die laag blijft eigendom van de gemeente. Een andere vraag is of hier sprake kan zijn van aanneming van werk. Bij aanneming van werk zou het contract met Rasenberg een andere redac tie hebben gekregen. De huidige redactie wijst duidelijk een andere richting uit. Er is echter iets anders aan de orde. Wij moeten namelijk goed onder ogen zien wat hier centraal staat. In feite gaat het hier niet om het on derhands aanbesteden van het graven van een put. Het gaat om het zand. Er wordt een overeenkomst gesloten over het zand. Rasenberg heeft de gemeente gevraagd of hij zand mocht afgraven. Dat afgraven leidt tot het ontstaan van een put. De heer FROGER: Het gaat natuurlijk om koop. Wethouder VAN DUN: U bent mij iets voor en ik ben blij dat u de ze interruptie plaatste. Hierdoor verlost u mij van alle problemen. Het gaat hier inderdaad om een overeenkomst van koop en verkoopvanzand. De heer CRUL: Naar ik vandaag vernam zijn er meerdere kopers ge weest die echter geweigerd zijn. Er hebben zich verschillende aannemings bedrijven gemeld om zand te kopen. Wethouder VAN DUN: Het is mij niet bekend of er meerdere aanne mers belangstelling voor het zand hadden. Ook bij de directeur van open bare werken was hiervan niets bekend. Ik weet alleen dat de gemeente sinds 1968-1969 met Rasenberg heeft onderhandeld over het afgraven van het onderhavige terrein wat voor de gemeente verkoop van zand beteken de. Dit kan duidelijk bewezen worden. Als er sprake was van aanneming van werk, was er iets aangenomen waartoe men verplicht is. Rasenberg zou dan verplicht zijn het zand af te graven, taluds op te leveren en der gelijke. Dat is niet het geval. Rasenberg krijgt een recht en op het mo-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 750