26 AUGUSTUS 1974 757 ering. Br zou eigenlijk niet veel meer te zeggen zijn, maar gezien de nieuwe situatie en de extra-bijeenkomst van de commissie voor advies en bijstand voor de cultuur van hedenochtend vind ik het toch nodig ten aanzien van Proloog een aanvulling te geven met betrekking tot de eigen standpuntbepaling van deze raad in de nabije toekomst. In deze nieuwe situatie bestaat er alleen behoefte aan meer gege vens, aan spoed en aan duidelijkheid. Wij denken dan ie het bijzonder aan de rechtszekerheid van de medewerkers van Proloog, Wij zijn van mening dat de minister van C, R, M» zijn standpunt spoedig kenbaar moet maken. Proloog heeft een beroep op de minister gedaan; dat de minister spreke.' Voorts lijkt het mij nuttig op korte termijn nieuw overleg in de subsidiëntencommissie te laten plaatsvinden. De overgangsfase mag be slist niet te lang duren. Ook de raad van Breda zal nog dit jaar tot een definitieve bepaling van zijn standpunt moeten komen. Als de huidige ongewenste situatie op deze wijze benaderd wordt is het C. D„A. van mening dat op deze manier een positieve bijdrage wordt geleverd en dat er voldoende openingen ontstaan en blijven om te zijner tijd tot een afronding te kunnen komen. Mevrouw PAU'LUSSEN; Het toneelbeleid in de provincie kan niet los worden gezien van het landelijk beleid. Met de subsidiëntencommis sie en met de argumenten die in het preadvies worden genoemd zijn wij van mening dat het rapport van de werkgroep die het toneelvraagstuk in Brabant heeft bestudeerd geen fundamenteel uitgangspunt biedt voor een gemeenschappelijke beleidsbepaling voor het beroepstoneel in deze pro vincie. Mogelijk is de samenstelling van de werkgroep daar medeschul dig aan, omdat er teveel direct belanghebbenden rond de tafel zaten. Zoals u in uw preadvies opmerkt is het advies niet meer dan een finan ciële bijsturing. Onze fractie was tot 16 augustus dan ook blij dat in ge zamenlijk overleg door de Brabantse subsidiënten uitgebrachte adviezen, die een overgangssituatie voor Proloog en Globe beoogden te scheppen tot 1 september 1977, tot de mogelijkheden behoorden. Na de bijzonder betreurenswaardige beslissing van provinciale staten van 16 augustus is voor Proloog geen overgangssituatie gerealiseerd. De rechtszekerheid van de medewerkers van Proloog wordt daardoor in gevaar gebracht» Ik wil de raad dan ook vragen een motie te accepteren waarin enkele uitspra ken zijn vastgelegd die in de commissie voor cultuur aan de orde zijn geweest. Wij willen in die motie het college vragen bij de minister aan te dringen op een standpuntbepaling ten aanzien van de subsidiëring van Proloog. Voorts willen wij hel college vragen in de subsidiëntencommis sie het overleg over Proloog te heropenen en tenslotte ervoor zorg te dra gen dat de raad vóór 1 december 1974 op basis van de verkregen gegevens een definitief standpunt over Proloog kan bepalen. De heer SANDRERG: Het preadvies geeft een juiste weergave van de historie. Uitgaande van het raadsbesluit van 1973 en van de voorwaar den die aan dat besluit ten grondslag lagen, zoals de instelling van een provinciale werkgroep, belanden wij vervolgens in het preadvies bij het advies van de werkgroep. Evenals de culturele raad, de subsidiëntencom missie en vele anderen zijn ook wij van mening dat dit rapport ver onder de maat is en dat het geen enkel aanknopingspunt biedt voor een te voe ren beleid in de toekomst. De één zoekt de oorzaak daarvan bij de samen stelling van de commissie, de ander spreekt over de ingewikkeldheid van de materie en de derde spreekt over dë geringe bereidheid van de partici panten om concessies te doen. Wij willen de feitelijke oorzaak in het mid den laten,, maar een feit is dat het rapport op geen enkele wijze voldoet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 757