758
26 AUGUSTUS 1974
aan de wensen en verlangens die wij in deze raad hebben geuit en aan
de voorwaarden die aan ons besluit van 1973 ten grondslag lagen.
Het is zo langzamerhand duidelijk dat de gehele toneelsituatie door
de centrale overheid moet worden aangepakt en opgelost. Thans draagt
geen enkele overheid een duidelijke verantwoordelijkheid. In dit verband
is het wellicht nuttig te verwijzen naar het advies onder C van de cultu
rele raad, waar wordt gezegd dat een fundamentele wijziging van het
beleid ten aanzien van dit onderdeel van de cultuur noodzakelijk is, om
dat de culturele voorzieningen als deze het plaatselijk en provinciaal be
lang te boven gaan en omdat deze voorzieningen uit hun aard zowel om
artistieke als financiële redenen slechts beperkt kunnen worden aangebo
den. Een betere coördinatie is onontkoombaar en de centrale overheid
heeft daarbij een directe taak.
De mening van de subsidientencommissie stemt hiermee in grote
trekken overeen. De verantwoordelijkheid moet worden gelegd waar zij
thuis hoort.
Ten aanzien van Globe kunnen wij het gestelde in het preadvies
volledig volgen. Tot 1 september wordt een, zij het iets anders gestruc
tureerd gezelschap gecontinueerd, maar onder de duidelijke aantekening
dat de provincie en de subsidiërende gemeenten na deze datum de ver
antwoordelijkheid niet zonder meer zullen blijven aanvaarden. Nu wordt
actie van de minister verwacht en het is goed de minister daarvan goed
te overtuigen. Als van die zijde niet snel iets wordt gedaan, is het ook
met Globe gedaan.
Ten aanzien van Proloog liggen vandaag de dag de kaarten iets an
ders, Er werd aan gedacht de subsidiëring in handen van rijk en provin
cie te leggen, niet in het minst omdat Tilburg en Eindhoven de subsi
diëring hebben beëindigd. Om voor ons begrijpelijke redenen wenst de
provincie die verantwoordelijkheid niet te aanvaarden. Eén van de on
derliggende gedachten en voorwaarden was juist het functioneren van Pro
loog te toetsen aan de oorspronkelijke doelstelling en aan de behoefte in
onze provincie. Deze toetsing heeft niet plaatsgevonden. Daarom ligt
thans ook hier het initiatief bij de minister.
De heer VAN OS: Ik kan mij geheel aansluiten bij het betoog van
mevrouw Paulussen waaraan ik niets heb toe te voegen. Ik was vanochtend
niet in de gelegenheid de vergadering van de commissie voor cultuur bij
te wonen, maar ik heb inmiddels kennis kunnen nemen van de motie die
ik van harte heb ondertekend.
Wethouder VAN DUN; Ik wil allereerst een klein stukje historie op
rakelen om vervolgens mee te delen wat wij over de motie van mevrouw
Paulussen denken.
Het Zuidelijk Toneel en Proloog vormen een probleemgebied ter
zake van de cultuuruiting in onze provincie. Mevrouw Paulussen en de
heer Sandberg merkten terecht op dat indertijd een beroep is gedaan op
een provinciale werkgroep om te komen tot advisering ten aanzien van
de koers die wij met Proloog en het Zuidelijk Toneel zouden moeten va
ren, Het behoeft geen betoog dat het rapport van de provinciale commis
sie in genen dele een antwoord geeft op de vragen die vanuit deze raad en
andere raden, de commissie voor cultuur en de culturele raad zijn gesteld.
Eigenlijk konden wij met dit rapport niets doen. Vanuit die impasse is de
laatste maanden in herhaalde zittingen van de subsidiëntencommissie ge
sproken over de vraag wat er zou kunnen gebeuren. Met name van de zij
de van Breda is aangevoerd dat er een status quo tot stand zou moeten
komen om de minister van C.R. M. te verleiden op landelijk niveau een