26 AUGUSTUS 1974
775
54. bijlage nr. 267
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS MET BETREK
KING TOT HET ONTWERP VAN DE le WIJZIGING VAN DE BEGRO
TING 1974 VAN DE REGIO BREDA.
55. bijlage nr. 268
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BE
SCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VAN 49. 000, -- TEN
BEHOEVE VAN DE VERVANGING VAN DE C. V. -INSTALLATIE VAN
HET VOLKENKUNDIG MUSEUM "JUSTINUS VAN NASSAU".
56. bijlage nr. 269
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS BETREFFENDE
ENIGE ALS GEVOLG VAN RECONSTRUCTIE VAN HET STATIONS
VOORPLEIN TEN BEHOEVE VAN HET P. T. T. -GEBOUW ALDAAR
TE TREFFEN VOORZIENINGEN.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt con
form de voorstellen onder de agendapunten 54 t/m 56 besloten.
De VOORZITTER: Bij het afscheid van deze raad, die zijn werk
zaamheden op 28 oktober 1970, later dan alle andere gemeenteraden in
ons land, begon, wil ik graag een afscheidswoord tot u richten.
Het lijkt mij volstrekt juist als ik u gezamenlijk en ieder afzonder
lijk bedank voor de inspanningen en ieders persoonlijke inbreng. U heeft
naar het oordeel van zeer velen in de stad en ook naar mijn oordeel het
raadslidmaatschap als bestuurlijke functie op de juiste wijze behartigd,
al moet worden gezegd dat de wijze waarop dat is gebeurd per lid nogal
wat verschilde. Het is niet doenlijk en ook niet passend een oordeel uit
te spreken over ons eigen werk. Het is een belangrijk werk dat overigens
ook niet moet worden overschat.
Bij een gewetensonderzoek zou men een houvast kunnen vinden in
de vraag wat de bevolking van het optreden van ons bestuur vindt. Ook
dat oordeel is wellicht nog niet in alle opzichten maatgevend. Uit een
recent onderzoek blijkt de verhouding tussen uw bestuur en de bestuurden
goed te zijn. Het contact tussen de burger en het raadslid is in onze stad
beter dan in andere onderzochte gemeenten. Vanzelfsprekend behoeft
dit ook niet tot verheugenis aanleiding te zijn.
De interesse van de inwoners voor het raadswerk is de laatste jaren
ongetwijfeld sterk toegenomen. Men kan niet spreken van een uitgebrei
de belangstelling, behalve wanneer belangen van groepen van mensen of
van individuen in het geding zijn. Wij zijn er nog niet in geslaagd zoda
nig te werken dat de interesse van de burgers steeds wordt gewekt.
De afgelopen zittingsperiode van onze raad is tamelijk turbulent
geweest. Er is een aantal onderwerpen aan de orde geweest, waarbij te
genstellingen in de beoordeling op allerlei gronden vrij groot waren. Op
zichzelf zijn die tegenstellingen bij de beoordeling van allerlei maat
schappelijke vraagstukken voor de uitkomst van de beslissingen gunstig.
Men moet elkaar voldoende ruimte laten voor zijn opvattingen. De over
tuigingskracht moet in onze democratische samenleving zijn waardeniet
verliezen. Helaas hebben de zakelijke en politieke tegenstellingen in
beperkte mate ook geleid tot persoonlijke controversen. In een bestuur
lijk bedrijf als het onze moet zulks als onjuist worden gekwalificeerd.
Niet iedereen heeft zich in deze zittingsperiode bij zijn oorspronkelij
ke politieke keuze kunnen of willen houden. Het ligt niet op mijn weg
dit verschijnsel te verklaren, maar misschien is het nuttig in dit verband