776 26 AUGUSTUS 1974 de uitspraken van een kardinaal en van Otto Weiss te vermelden. "Wan neer men altijd bij één en dezelfde partij wil blijven, moet men vrij regelmatig van mening veranderen", en "het lijkt geen zeldzaam ver schijnsel te zijn dat een splitsing optreedt in een politieke partij omdat twee van haar leiders hetzelfde willen". Er is een aantal ontwikkelingen aan te geven die op het functione ren van het lokale bestuur een sterke en ook positieve invloed hebben uitgeoefend. Ik denk hierbij aan het nadrukkelijker gaan functioneren van de raad als hoogste bestuursorgaan. Ik denk ook aan de beïnvloeding van het besluitvormingsproces in commissies van advies en bijstand en voorts het verstrekken van informatie en het participeren van de bevol king in het besluitvormingsproces. In dit opzicht is er in bestuurlijk Bre da ongetwijfeld het nodige gewijzigd. Er zijn bepaald ook vernieuwin gen aangebracht. De leden van de raad hebben in dezen hun vaste voor keuren, hun sympathieën en antipathieën, hun eigen verwachtingen en overtuigingen. Een aantal leden keert zich enigermate tegen de vernieu wing en legt de nadruk op de waardevolle kanten van de traditie, zij wij zen de rollen af die hen niet passend voorkomen. Anderen willen juist bij de verandering en vernieuwing een grote stroomversnelling teweeg brengen. Wat voor de één vooruitgang en winst is, ziet de ander als ach teruitgang en verlies. Besturen en veranderen zijn niet van elkaar te scheiden. Zij liggen tenminste in eikaars verlengde. Het is daarbij on ze taak in bepaalde situaties bij vernieuwingen voorop te lopen en ver anderingen aan te brengen, terwijl wij in andere situaties zich aandie nende vernieuwingen kritisch zullen moeten bezien en begeleiden. Hoe dit alles zij, vast staat dat de positie van de raad, van het col lege van burgemeester en wethouders en ook van de burgemeester zich in de toekomst zal wijzigen. Het is vooral van belang dat de onderlin ge verhoudingen in het lokale bestuur zuiver en duidelijk worden gehou den. Dit zal zeker een belangrijke opgave zijn, vooral ook omdat al leen bij een duidelijke onderlinge relatie tussen de bestuurslagen de be langen het best kunnen worden gediend en omdat er dan geen tijd ver loren gaat met weinig vrucht dragende discussies daarover. Ik ga u niet vermoeien met een opsomming van het werk van uw raad. Zelfs een lijst van de belangrijkste bestuursdaden wat is belang rijk? -- is te lang. Vast staat dat de arbeid van de raad in vele commis sies intensiever, omvangrijker en ook kostbaarder is geweest dan ooit te voren. U allen hebt daar uw bijdrage in geleverd op verschillende wijze en in verschillende toonaard. Zo is de heer Kroon nestor van de raad,met alle kwaliteiten van dien. Bij een eerdere gelegenheid zijn die kwali teiten al eens breed uitgemeten. De heer Kroon zoekt het, zoals hijzelf zegt, niet in het conflict, maar in de harmonie, wat daaronder ook moet worden verstaan. De heer Kroon mag een wijs man worden genoemd,die als gevolg daarvan ook weet wat hij over het hoofd moet zien. Wij zul len zijn ervaring en rust missen. De heer Biemans is één van de oudere leden van de raad, bezadigd en beschikkend over een groot relativeringsvermogen. Hij is een agrariër met speciale aandacht voor de tuinbouw en als gevolg daarvan zeker ook met aandacht voor Princenhage. Ik neem aan dat Princenhage altijd wel Princenhage zal blijven. In dit opzicht is de heer Biemans geen man met zware eisen, maar een man van overleg. Aan hem danken --of wijten wij dat in de afgelopen zittingsperiode de rondvraag bij de vergade ringen gehandhaafd is gebleven. De heer Van Caulil is in onze raad ook al een figuur die alleen al door zijn aanwezigheid opvalt. Hij is de grondlegger van de subsidiëring van de harmonie en de fanfare. Zijn ernst en eenvoud kenmerken hem

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 776