26 AUGUSTUS 1974
779
kiezersgunst anders uitpakte dan werd verwacht.
Ik zal mij niet wagen aan een beoordeling van hetgeen in de af
gelopen vier jaar in Breda op bestuurlijk gebied tot stand is gekomen.
Ik laat dat aan de geschiedschrijver over. Uit ervaring weet ik wel dat
het werk van het raadslid in de laatste tien of vijftien jaar enorm is toe
genomen terwijl het in de laatste periode in een soort stroomversnelling
terecht is gekomen.
Om het werk af te meten aan de lengte en de hoeveelheid verga
deringen van de raad en aan de dikte van de notulenboeken zou onjuist
zijn. Men zou dan kunnen concluderen dat in de jaren '60, toen de no
tulenboeken slechts een zesde van de omvang hadden van de huidige,
niet veel zou zijn gepresteerd. Men behoeft slechts in de stad om zich
heen te zien om tot een andere conclusie te kunnen komen. Ik neem dan
ook aan dat hierover geen verschil van mening zal bestaan.
Het is begrijpelijk dat wij ons gedurende deze zittingsperiode, na
drukkelijk hebben beziggehouden met het goed functioneren~van de raad,
zowel naar binnen als naar buiten, in verband met de steeds toenemende
taken. Vrijwel direct na de installatie voor deze zittingsperiode werd de
democratiseringscommissie ingesteld die tot doel had de burger nauwer
bij het bestuur te betrekken. In een wat later stadium werd overgegaan
tot het instellen van een afdeling algemene zaken en nog weer later van
een commissie van advies en bijstand. Deze commissie kreeg als taak
door wijziging van het reglement van orde meer gestalte te geven aan
de ideeën die uit de democratiseringscommissie naar voren waren geko
men, zoals de instelling van de commissies van advies en bijstand, de
openbaarheid van commissievergaderingen, het eerder betrekken van de
raad bij beleidsplannen en dergelijke.
In het begin van 1973 werd door de voorzitter van deze commis
sie een nota samengesteld met betrekking tot het functioneren van de
raad. Alle fracties hebben schriftelijk op deze nota gereageerd. Bij al
le fracties werd een sterk gevoel van onbehagen geconstateerd.Voor een
groot deel werd dit toegeschreven aan een gebrek aan onderling vertrou
wen, een sterke drang naar polarisatie en een overtrokken politieke op
stelling, waardoor men de raad te veel zag als uitsluitend een volksver
tegenwoordiging en te weinig als een bestuurscollege. Men ging "parle-
mentje spelen" en daarbij ontstond een vrijwel constante oppositiegroep.
Het is duidelijk dat hiermee de bestuurskracht niet werd gediend en dat
eindeloze debatten het werk sterk hebben vertraagd. Het zoeken naar
enigerlei vorm van overeenkomst bleef vaak achterwege, terwijl juist
voor het functioneren van het hoogste bestuurscollege in de gemeente
een goede harmonie en een goed samenspel, ook tussen raad en colle
ge, van het allergrootste belang is. Deze gang van zaken heeft onge
twijfeld weerslag gehad op het college en het ambtelijk apparaat.
Mede door de instelling van de commissies van advies en bijstand,
waardoor de raad eerder bij de besluitvorming werd betrokken moest een
stroom van informatie worden geproduceerd, waardoor een ware papier
lawine over de raad werd uitgestort. Het was voor uw college bepaald
geen gemakkelijke taak de papierhonger van deze raad te stillen. Niet
temin kon uw college behoudens in enkele uitzonderlijke gevallen steeds
een collegiaal standpunt innemen. Dit wijst er op dat het harmoniemodel
heel goed bruikbaar is ondanks verschillende politieke inzichten» Hier
door werd uw college ook in zijn samenstelling tot een vast punt in de
ze turbulente periode. Een woord van hartelijke dank aan uw college voor
alles wat in deze zittingsperiode onder vaak moeilijke omstandigheden
is gepresteerd is dan ook volkomen terecht. U, mijnheer de voorzitter,
verdient ons aller waardering voor de voortreffelijke wijze waarop ude