802
3 SEPTEMBER 1974
Wij zouden nog aan het C.D.A. en de V, V. D» enkele vragen wil
len stellen» Wi) zouden graag van hen vernemen uit welke motieven zij
geen evenredige vertegenwoordiging van de diverse fracties in de com
missies, zoals die zijn genoemd onder de agendapunten 4 tot en met 21,
wensen toegepast te zien» Wij hebben de argumenten genoemd, opgrond
waarvan wij menen daarvoor vast en zeker in aanmerking te moeten ko
men. Wij hebben wel een oplossing voor de impasse, waarin wij zijn ge
raakt» Wij zouden u als voorzitter van de raad en de fracties van C„D.A„
en V. V. D. willen voorstellen om de samenstelling van de commissies
nu niet te doen plaatsvinden, maar dit pas te doen nadat overleg in het
openbaar heeft plaatsgehad tussen de fractievoorzitters. Wij menen, dat
er dan een afgewogen beslissing kan worden genomen, ook met betrek
king tot het terugbrengen van het ledental van 7 naar 5» Dat laatste is iets,
wat toch met even snel moet worden geregeld. Daarover moet naar onze
mening degelijk overleg plaatsvinden en ik heb ook uit de woorden van
de heren Geene en Dees begrepen, dat overleg over deze kwesties moge
lijk moet zijn»
Mocht blijken, dat onze suggestie door de meerderheid van de raad
niet wordt onderschreven en wij krijgen geen genoegdoening ten aanzien
van de evenredige vertegenwoordiging, dan zal onze fractie zich moeien
beraden. Op 2 september hebben wij in de fractievergadering daar al over
gepraat en ik moet zeggen, dat de mogelijkheid aanwezig is dat wij, als
de situatie ongewijzigd blijft, voorlopig geen leden voor de commissies
zullen voordragen» Behalve de argumenten die wij menen te hebben voor
het tot stand brengen van de evenredige vertegenwoordiging in de com
missies, vinden wij n.l. ook dat wij de ledenvergadering van P.v. d. A,
en P. P.R. over deze kwestie moeten raadplegen» Wij zouden graag van
het C. D.A» en de V, V. D» horen of de plaatsen in de commissies„zoals
die nu -- niet tot onze genoegdoening -- open zijn, voor ons beschik
baar blijven»
Er zijn commissies waarvan de verordening door de raad is vastge
steld. Indien de door ons gewenste evenredige vertegenwoordiging op dit
moment in verband met die verordening niet mogelijk is, omdat er "te
weinig leden kunnen worden benoemd, dan zou de weg, die de heer Gee
ne zoëven bewandeld heeft, kunnen worden gevolgd, n. 1. het indienen
van een voorstel van orde en daarop volgend een voorstel tot wijziging
van de verordening. Het aantal leden kan dan worden uitgebreid, zodat
er voor ons plaats komt. Een andere mogelijkheid zou zijn, dat de frac
ties van de V.V. D. en C.D.A. ruimte maken voor onze. fractie opgrond
van de door ons genoemde argumenten»
De VOORZITTER; De heer Crul heeft via mij vragen gesteld aan
andere leden van de raad» Vanzelfsprekend moet ik het aan die leden
overlaten wat het antwoord daarop zal zijn, maar ik wil erop wijzen dat
in de reglementen van de commissies, zoals ze tot nu toe gelden, is be
paald dat de benoeming van de leden en plaatsvervangende leden plaats
vindt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode. Het ligt, zo meen
ik, voor de hand dat de raad zrch houdt aan de beslissingen die zijn ge
nomen. Wanneer het voorstel van de heer Crul zou worden aanvaard,zou
dat in elk geval betekenen dat deze bepaling in artikel 3, lid 2, van de
reglementen van de commissies van advies en bijstand buiten werking zou
moeten worden gesteld»
De heer GEENE; Wij hebben gesteld, dat wij op praktische gronden
het ledental van de commissies wrlden terugbrengen tot 5, Nu voelt de
heer Crul zich plotseling ondervertegenwoordigd, Welnu, als hij met