828 12 SEPTEMBER 1974 nog evenals die van de agrariërs verwerkt te worden in het oorspronke lijk ter visie gelegde plan, Aan dit voorstel zouden wij een maximale termijn van drie maanden willen verbinden, zodat de raad het nader gewijzigde plan in december 1974 zou kunnen vaststellen. Hiermee heb ik, zoals gezegd, een voorlopige standpuntsbepaling gegeven. Tot de bepaling van ons definitieve standpunt willen wij graag overgaan, nadat wij antwoord hebben gekregen op onze vragen. Tot slot zou ik u, mijnheer de voorzitter, nogmaals willen verzoeken voor een uiteenzetting over het weren van de woonbebouwing het woord te geven aan de heer Brummelkamp, De VOORZITTER: Dat zal ik doen, maar ik wil eerst het woord geven aan de heer Ten Wolde, aan wie ik dat zojuist heb beloofd. Wanneer het ernst wordt met de door de heer Houben geformuleer de amendementen ik vermoed dat dit het geval zal zijn zal hij deze ongetwijfeld schriftelijk op de voorgeschreven wijze willen indie nen. De heer TEN WOLDE: Het is voor onze fractie een heel karwei geweest tot een duidelijke, objectieve beoordeling van dit bestemmings plan te komen. Het lijkt mij goed dat het plan uit 1958 aan de wet op de ruimtelijke ordening wordt aangepast. Elk plan dient in elke fase van zijn ontwikkeling te worden aangepast aan de betere inzichten die uit de nieuwe visies volgen. Door nagenoeg iedereen wordt heden ten dage onderschreven dat de natuurgebieden in onze dichtbevolkte gebie den moeten worden beschermd. Ook in agrarische kringen ontmoet de ze stelling mijns inziens wel enig begrip. Toch zijn er op dit gebied wel conflicten met de nieuwe bestemmingen mogelijk, in het bijzon der wanneer plaatsen in het geding zijn waar een bedrijf wordt uitge oefend. In natuurgebieden liggen vaak kleinere bedrijven -- laat ik mij voorzichtig uitdrukken -- waarvan de eigenaren wel eens in de tang dreigen te geraken van de sterke aandacht die op het ogenblik aan het milieu wordt gewijd. Mijns inziens is het gezond vooral het agrarisch belang voorop te stellen naast het milieubelang dat in de besluitvorming zeker een belangrijk punt van overweging moet zijn. De V. V. D.-fractie is dan ook bijzonder gelukkig met de wijze waar op het college de bezwaarschriften heeft vertolkt en verwerkt; tot on ze vreugde zijn b. en w. voor een groot deel aan deze bezwaarschrif ten van agrariërs tegemoetgekomen. Juist deze betrokkenen verdienen in deze gebieden hun brood en verkeren op het ogenblik in een niet zeer gemakkelijke situatie, zodat de V, V. D.-fractie het ingenomen standpunt volkomen kan delen. Ik meen echter dat het terwille van de objectiviteit van het plan wenselijk is een en ander nog eens aan deskundigen voor te leggen. Daarbij denk ik aan een groep van deskundigen waarin ook enkele agra riërs zijn opgenomen, zoals werd beoogd in de commissie voor ruimte lijke ordening. Ook in de kringen van de agrariërs zijn deskundigen die dit plan kunnen beoordelen. Een bestemmingsplan vraagt in elke fase van zijn ontwikkeling om een integrale beoordeling van de ver schillende disciplines en dat geldt vooral in de eindfase. Het onder nr. 1 geformuleerde uitgangspunt luidt: "Het zuiver agrarisch gebied dient primair te worden gereserveerd voor de uitoefening van de agrarische activiteiten. Hiermee is de V. V. D. -fractie het geheel eens, even als met het uitgangspunt onder 2: "De bestaande agrarische bedrijven dienen zich vrij te kunnen ontwikkelen.Voorwaarde nr. 3 valt mijns

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 828