12 SEPTEMBER 1974 837 klaring van het college. Het eerste stuk dat wij vanavond op onze tafels vonden was de ac countantsverklaring. Wij overwegen in tweede termijn voor te stellen in besloten vergadering te beraadslagen over de inhoud van de garan ties, die door derden aan NAC zijn verleend, en over de namen van de sponsors. Het tweede stuk verscheen tien minuten geleden op onze tafels. Volgens de toelichting van de wethouder is de enige essentiële wijzi ging het feit dat de subsidie aan NAC opnieuw zal kunnen worden be zien wanneer degradatie plaatsvindt. Ik wil u nu reeds zeggen dat wij aan deze toevoeging geen behoefte hebben. Vanuit een oogpunt van continuïteit lijkt het ons van belang dat NAC voot een langere periode op steun van de overheid kan rekenen. Ik verwijs naar de situatie in Nijmegen en Groningen, waar de gemeentelijke steun ook niet aan het eredivisie-lidmaatschap is gekoppeld. Ik had gehoopt dat aan het voor stel een aantal andere punten was toegevoegd, met name wat betreft de bevoegdheden van de gemeentelijke functionaris die wel zijn terug te vinden in de brief van de wethouder aan de commissie jeugd en sport, maar niet in het gewijzigde voorstel. Cp een aantal andere con crete punten kom ik straks nog terug. Nu wil ik nog enkele algemene opmerkingen maken. In mijn be toog zal ik mij concentreren op het tweede voorstel, het voorstel om NAC gedurende vijf jaar een maximale subsidie van 200. 000, -- te verlenen. Wij vragen ons af of dit bedrag geïndexeerd is dan wel voor vijf jaar absoluut vaststaat. Ook zijn wij ons ervan bewust dat het hier gaat om het eindpunt van een reeks van beslissingen, die erop gericht zijn NAC financieel in staat te stellen de gemeenschapsfunctie waar te maken. Wij zijn ons er echter tevens van bewust dat het hier om een structureel probleem gaat, waarmee het betaalde voetbal in het gehele land te kampen heeft en dat dus niet alleen voor deze situatie geldt. Uit een onderzoek van 1969 blijkt dat in dat jaar 32 betaalde voetbalclubs met een ongedekt tekort te kampen hadden. Sindsdien is het aantal toeschouwers bij het betaald voetbal -- niet alleen bij NAC maar zelfs internationaal -- vrij sterk teruggelopen. De opkomst van de televisie, de spelverruwing en de opkomst van andere recreatievor- men zouden daarvoor een verklaring kunnen vormen. Ondanks de in grijpende sanering die de KNVB in 1971 heeft doorgevoerd kampen nog zeer veel betaalde voetbalverenigingen met twee kernproblemen: de financiering en de organisatie. De vraag die bij ons centraal staat is: wat heeft de overheid hiermee te maken? Het is duidelijk dat -- de heer Van Duijl heeft het ook al gezegd -- ten aanzien van een alge meen probleem een nationaal beleid moet bestaan. In tegenstelling tot hetgeen de heer Van Duijl zei zijn in de recente sportnota van mi nister Van Doorn aanknopingspunten te vinden, die erop wijzen dat ook op nationaal niveau toenemende aandacht voor dit probleem begint te ontstaan. In het eindrapport van de studiecommissie subsidiëring betaald voetbal -- onder leiding van voorzitter Jan Mans, daterend uit 1971 -- wordt al gesteld dat gestreefd moet worden"naar een uniforme benade ring van het betaald voetbal, met het oog op duidelijkheid, rechtvaar digheid en continuïteit. Mijn vraag-, in hoeverre loopt de Bredase rege ling parallel aan de regelingen die in andere steden van toepassing zijn Op dit moment blijkt nog 95 "Jo van de overheidsuitgaven voor sport ten laste van de gemeentelijke overheden te komen. Is dat juist?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 837