12 SEPTEMBER 1974
839
eisen wordt gesteld die wij aan de subsidiëring van NAC verbinden. In
de eerste plaats is dat de aantoonbare waarde voor de passieve recrea
tie, in de tweede plaats een professionele organisatie en financiële
opbouw, in de derde plaats steun van het bedrijfsleven, in de vierde
plaats deelname van de regio en in de vijfde plaats gemeentelijke
controle. Op een aantal van deze punten wil ik graag wat dieper
ingaan.
De waarde voor de passieve recreatie staat voor ons vast. Bovendien
stimuleert NAC direct zowel als indirect de actieve sportbeoefening
van de jeugd, terwijl volwassenen wellicht tot recreatieve sportbeoefe
ning worden aangezet. Wat dat betreft hebben wij dus geen problemen.
De gegarandeerde steun van het bedrijfsleven is voor de fractie een
zeer essentieel punt. Wijs geworden door slechte ervaringen in het ver
leden -- wij denken aan de Turfschipaffaire -- stellen wij hoge eisen
aan de garanties die door het bedrijfsleven worden gegeven. Wij betreu
ren het dan ook dat wij nog steeds niet op de hoogte zijn van de exacte
inhoud van de garanties die door derden aan NAC zijn verleend. Gaar
ne zouden wij daarover wat informatie van het college ontvangen. Nog
een aantal concrete vragen die hiermee te maken hebben: welke forme
le regelingen zijn er mogelijk als de bedrijven zich niet aan de ge
maakte afspraken houden? Verlaagt de gemeente haar bijdrage als ook
het bedrijfsleven minder subsidieert?
De steun van de regio is tot dusverre niet van de grond gekomen,
hoewel in het rapport van de sociografische dienst van 1971 staat dat
slechts ongeveer 40 van de bezoekers uit Breda zelf afkomstig is ter
wijl ongeveer 10 uit de regio Breda -- binnen de huidige bestuurlij
ke grenzen -- en 15 uit de rest van West-Brabant komt. Uit het on
derzoek blijkt bijvoorbeeld dat ook Oosterhout en Etten-Leur in belang
rijke mate gebruik maken van deze mogelijkheid tot passieve recreatie.
Het is misschien het overwegen zelfs waard om net als in Groningen
ook de provincie in het overleg over de subsidiëring van NAC te betrek
ken. Bovendien zou het misschien zinvol zijn de sociografische dienst
opdracht te geven opnieuw een onderzoek in te stellen, waarbij het
accent niet zozeer op de geografische herkomst als wel op de waarde
voor de passieve recreatie moet komen te liggen.
Wij vragen ons af welke stappen de Bredase afvaardiging in de re
gioraad heeft ondernomen om steun uit de regio te verwerven. Hierbij
zijn wij ons ervan bewust dat het om een algemeen probleem gaat dat
voor alle centrumfuncties van Breda geldt, aus niet specifiek voor NAC.
Het lijkt ons goed dat voor deze algemene problematiek ook een har
monische wordt gevonden. Toch vinden wij dat dit punt opnieuw on
der de aandacht van de regioraad -- in nieuwe samenstelling -- moet
worden gebracht.
Een laatste en voor ons zeer fundamenteel punt is de relatie tussen
gemeente en NAC in de toekomst. Ik wil voorop stellen dat wij niet op
ae hoogte zijn van het precieze verloop van de onderhandelingen tus
sen burgemeester en wethouders en NAC. Evenmin heeft het NAC-be-
stuur gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tijdens onze openbare
fractievergadering met ons over dit punt te praten. De pers suggereert
dat er wel een bezoek aan een andere fractie binnen deze raad zou heb
ben plaatsgevonden. Het gemeentelijk toezicht op de besteding van
200.000, -- aan gemeenschapsgeld is in het aanvankelijke pread
vies onvoldoende gewaarborgd. Met name de figuur van de waarnemer
hangt volledig in de lucht -- wat is zijn taak, wat is zijn bevoegdheid?
en ook de brief van de heer Van Graafeiland van 9 september geeft