840
12 SEPTEMBER 1974
daarover nog geen totale zekerheid. In de relatie tussen gemeente en
NAC zijn er naar onze mening vier mogelijkheden. Ten eerste is er
een zeer minimale mogelijkheid, waarbij de gemeente volstaat met
het opvragen van financiële verslagen en het goedkeuren van begrotingen.
De tweede mogelijkheid is het zenden van een waarnemer. De derde
mogelijkheid is de mogelijkheid van de gedelegeerden, die ik gemaks
halve het "systeem Den Haag" noem en de vierde mogelijkheid is de
participatie van de gemeente in het bestuur ofwel 'systeem Groningen".
Onze fractie geeft de voorkeur aan het systeem van gedelegeerden,
het "systeem Den Haag". Wij denken hierbij aan één of twee door de
raad te benoemen functionarissen van nader te bepalen signatuur
het zouden net als in Den Haag één raadslid en éen functionaris van
de dienst jeugd en sport kunnen zijn waarvan de bevoegdheden en
taken zijn vastgelegd in een door de raad vastgesteld "reglement op
de gedelegeerden". Dit "reglement op de gedelegeerden" zou niet
specifiek voor NAC moeten gelden, maar in het algemeen voor alle
vertegenwoordigingen van raadsleden of functionarissen van de gemeen
te in commissies buiten de raad. Ik wil graag dat het college vanavond
een uitspraak doet over de vraag, in hoeverre het akkoord gaat met
zo'n "reglement op de gedelegeerden of op de afvaardigingen".
In het voorstel van burgemeester en wethouders staat nog een aan
tal onduidelijkheden. Wie is die functionaris waar over gesproken wordt?
Waarom wordt deze niet door de raad benoemd? Waar blijft de terug
koppeling naar de raad, die toch het hoogste bestuurscollege is? Er
wordt gesproken over periodiciteit; gaat het daarbij om een jaar, om
drie maanden, om twee maanden of om een week? Waarom gaat het
hier weer eens een keer om vertrouwelijke stukken? Waarom worden
die stukken niet minstens toegestuurd aan de leden van de raadscom
missie voor jeugd, sport en recreatie? Welke mogelijkheden ziet het
college om in een gesprek met NAC nog meer garantie te krijgen voor
het optimaal en democratisch functioneren van de gemeentelijke ge
delegeerden? Een bevredigend antwoord op deze en andere vragen is
voor de P. v. d. A. en de P. P. R. van groot belang en wij wachten dan
ook vol belangstelling op de reactie van het college.
De heer DEES: Onze fractie heeft in de afgelopen jaren de voor
stellen met betrekking tot de subsidiëring van het betaald voetbal al
tijd getoetst aan een aantal vaste uitgangspunten, die ik gaarne wil
memoreren. In de eerste plaats was een uitgangspunt dat de gemeen
telijke overheid ter wille van het handhaven van een gevarieerd pa
troon van recreatieve voorzieningen medewerking moet verlenen om
het voortbestaan van topvoetbal in dit gewest nu en in de toekomst
veilig te stellen. In de tweede plaats is ons na uitvoerige analyses van
de financiële positie van NAC gebleken dat incidentele financiële
steunverlening door de gemeente geen soelaas biedt, doch dat perio
dieke structurele steun de enige verantwoorde weg is. In de derde plaats
is een jaarlijkse subsidie in het exploitatietekort pas zinvol en heeft
deze pas effect wanneer eerst de financiële uitgangspositie gezond is
gemaakt. In de vierde plaats moet de hoogte van ae jaarlijkse subsi
die worden bepaald op grond van een aantal factoren. Ik noem daar
van: de budgettaire situatie van de gemeente, de mate waarin derden
-- bedrijfsleven of regio -- bereid zijn bijdragen te verstrekken en de
bedrijfs-economische situatie bij NAC zelf. Ik wil graag vaststellen
dat het voorstel van het college in ieder geval voldoet aan de drie
eerste criteria Het belang van de passieve recreatie wordt erkend,