12 SEPTEMBER 1974
845
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: De heer Van Duijl en anderenheb
ben een aantal behartigenswaardige opmerkingen over dit voorstel ge
maakt. Er is onderandere gezegd dat dit een voortzetting betreft van de
bestaande besluitvorming rond de subsidiëring van N. A.C. Dat betekent
dat het belang, dat aan de passieve recreatie in dit verband moet wor
den toegekend, alreeds is onderschreven en dat de daaromtrent door de
raad gemaakte opmerkingen gevoeglijk buiten beschouwing kunnen blij
ven. Dat geldt in feite ook voor de totale hoogte van het subsidiebedrag
en voor de wijze, waarop het college daarop heeft gereageerd.
De subsidie is tot stand gekomen door te wijzen op het structurele
karakter daarvan en op het feit dat een jaarlijks sluitende exploitatie de
basis daarvan dient te zijn. Rekening houdend met die gedachte én met
het belang van de passieve recreatie is berekend dat men in de periode,
waarover de subsidie wordt gegeven, voldoende zou moeten hebben aan
het in dit voorstel genoemde subsidiebedrag. Pas wanneer dat bekendis
wordt bekeken in hoeverre één en ander past in de gemeentelijke begro
ting en of het budgettair binnen de dienst jeugd en sport of daarbuiten
kan worden ingepast. Ik ben het dan ook niet met de heer Van Banning
eens die vindt dat eerst gekeken moet worden naar de wijze, waaropéén
en ander kan worden ingepast, en dat pas later bezien moet worden of
kan worden voldaan aan de criteria op basis waarvan de subsidie wordt
gegeven.
De beantwoording van een aantal algemene opmerkingen wil ik
vooraf laten gaan aan een naar ik hoop systematische behandeling van
alles wat rond N.A.C. is opgemerkt. De heer Beckers heeft gevraagd
waarom hij op zijn briefje geen schriftelijk antwoord heeft gekregen.Ik
mag de raad ervan in kennis stellen dat de brief gisteren is bezorgd,ter
wijl de vragen naar onze mening van dien aard waren dat zij gemakke
lijk in deze raadsvergadering aan de orde zouden kunnen komen, het
geen ook het geval is geweest. Wanneer de leden van de raad vragen
stellen volgt daar normaal gesproken ook een antwoord op.
Vervolgens de kwestie van het eredivisieschap van N.A.C. en de
opmerking die daaromtrent in het voorstel is opgenomen. Wij willen er
geen misverstand over laten bestaan hoe wij één en ander in de toekomst
zuilen interpreteren. De basis voor dit voorstel is een sluitende exploita
tie van N.A.C. en men kan zich voorstellen dat die sluitende exploita
tie en de overzichten van baten en lasten voor de komende jaren zijn
opgezet in de verwachting dat N.A.C. in de eredivisie blijft. Als dat
niet het geval is ontstaat een totaal andere financiële situatie en dient
op dat moment te worden bekeken óf en in welke mate voortgaande sub
sidie verantwoord is in relatie tot de passief-recreërende rol die N.A.C.
speelt. Ten tweede dient te worden nagegaan of met de hulp van de ge
meente en derden een sluitende exploitatie kan worden veriaegen. Ook
dan rijzen de vragen welke gevolgen een eventuele degradatie voor het
bezoekersaantal kan hebben en of het bezoekersaantal groter dan wel klei
ner zal worden. Hierop kunnen wij niet vooruitlopen maar dit dienen ele
menten van de besluitvorming te zijn als N.A.C. in de komende jaren
onverhoopt zou degraderen. Dat is de bedoeling van de opmerking, die
wij alsnog in het voorstel meenden te moeten opnemen.
Overigens heeft deze opmerking betreffende de degradatie niets te
maken met de garantieverlening. Als de heer Van Banning goed leest wat
er staat ziet hij dat het bedrag van 100. 000, --, dat in relatie tot de
garantieverlening staat, los staat van het bedrag van 100. 000, -- dat
aan de degradatie is verbonden.