12 SEPTEMBER 1974 853 hopelijk dringt daar ook iets van door in het beleid en wordt het niet be perkt tot gezellige onderonsjes van een aantal gemeentelijke topfunctio narissen. Ik kom dan bij de uitwerking van de voorwaarden. Tot besluit van mijn betoog zou ik een daarop betrekking hebbende motie willen voor lezen. Ik hoop dat ik daarmee aan de formele regels van dit spel heb vol daan. De VOORZITTER: Dat hoop ik met u. De heer BECKERS: Als het niet zo is neem ik aan dat u mij wel zult corrigeren. De motie luidt als volgt: "De raad van Breda, in vergadering bijeen op 12 september 1974, gehoord de beraadslagingen, gaat in principe akkoord met het voorstel om N. A.C. gedurende vijf jaar een subsidie in het exploitatietekort te verlenen van maxi maal 200. 000,-- per jaar, wil tot definitieve beslissing overgaan als meer duidelijkheid be staat over de volgende punten; - de aard van de contracten tussen N.A.C. en derden; - de mogelijkheden om de bevoegdheden van de gemeentelijke vertegenwoordiger nader vast te stellen in over leg met het N.A.C.- bestuur; - de gevolgen van deze subsidie voor het totale budget, met name voor de begroting van de dienst jeugd en sport. Ter motivatie wil ik nog het volgende zeggen. Wij hechten aan het overleg met N.A.C. grote waarde evenals aan nadere bezinning,onder an dere om alsnog inzage te kunnen krijgen in de tussen derden en N.A.C. gesloten contracten. Bovendien komt deze motie tegemoet aan het be lang van N.A.C. N.A.C. kan op de beslissing vooruitlopen en komt ook niet meer in moeilijkheden op 1 oktober, wanneer kennelijk kredieten af lopen. Op deze wijze kan naar mijn inzicht een wijs beleid worden ge voerd. De VOORZITTER: De vorm van de motie voldoet in ieder geval aan de eisen. Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie-Beckers mede onder werp van de beraadslagingen uit. De heer VAN BANNING: Ik wil nog een enkel woord zeggen,aller eerst aan het adres van de heer Beckers. Ik heb begrepen dat het om de collegesamenstelling gaat en dat wij later nog gelegenheid krijgen om daarover te discussiëren, dus ik wil er nu niet verder over praten. Het is binnen mijn fractie mogelijk problemen vanuit een eigen verantwoorde lijkheid te benaderen en ik hoop dat het bij alle fracties mogelijk is om op een gegeven moment een afwijkend standpunt in te nemen. Ik moet erkennen dat ik in het betoog van de heer Beckers een aantal punten te rugvind die ook onderdeel van mijn betoog hebben uitgemaakt en die ik dus kan onderschrijven. Hetgeen de wethouder in eerste instantie heeft gezegd begrijp ik niet helemaal. Ik dacht -- om het maar eens populair te zeggen -- dat het een goed huisvader betaamt eerst te kijken wat hij met het huishoud geld kan doen om vervolgens tot een evenwichtige besteding daarvan over te gaan. Wat doen wij nu echter? Wij gaan van het standpunt uit dat N. A. C. geld nodig heeft en dat wij later wel zullen zien waar wij het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 853