873
17 OKTOBER 1974
tevens zou kunnen worden ingegaan op de vragen die van de zijde van
onze fractie waren gesteld. Inmiddels is echter een verandering in de
situatie opgetreden- gisteren hebben wij in redelijk uitvoerige mate
antwoorden op onze vragen gekregen. In de beantwoording staan twee
toezeggingen, namelijk ten eerste dat een afschrift van de brieven aan
de studiegroep "Ginneken moet Ginneken blijven" aan de raadsleden
zal worden toegezonden en ten tweede dat de commissie voor ruimte
lijke ordening uit de raad zal worden ingelicht over de mogelijkheden
van een bestemmingsplan en een voorbereidingsbesluit. Deze twee toe
zeggingen hebben ons standpunt enigszins beihvloed, maar wij vinden
ze niet voldoende. Wij zouden willen voorstellen dat het bedoelde af
schrift niet aan de raadsleden maar aan de raad zelf wordt toegezonden.
In de tweede plaats wil ik voorstellen dat de resultaten van het onder
zoek niet alleen in de commissie voor ruimtelijke ordening worden
besproken, maar ook ter kennis van de raad worden gebracht.
Wanneer deze procedure zal worden gevolgd, hebben wij geen be
hoefte aan het ordevoorstel van mevrouw Paulussen. Hierbij wil ik aan
tekenen dat naar onze mening bij deze studie grote spoed geboden is.
Wij zouden de wethouder willen vragen op zo kort mogelijke termijn
tot afsluiting van het onderzoek dat hij nog noodzakelijk acht te komen.
Wellicht kan hij in dit verband zelf een termijn noemen.
De heer GEENE: Ik wil mij graag aansluiten bij het betoog van de
heer Dees.
De VOORZITTER, Met een enkel woord wil ik reageren op het
voorstel van mevrouw Paulussen, die argumenten heeft aangevoerd op
grond waarvan zij van mening is dat de onderhavige brieven niet ter
afdoening in handen van burgemeester en wethouders moeten worden
esteld, doch dat daarover preadvies aan de raad moet worden uitge-
racht. Uit de agenda is reeds gebleken dat het college van oordeel is
dat het in dit stadium zeker mogelijk is de stukken door de zorg van
burgemeester en wethouders af te doen. Zoals men weet zijn de vragen
van de heren Dees en Ten Wolde beantwoord en er zijn op zijn minst
twee ogenblikken waarop de gelegenheid bestaat in enigerlei vorm op
deze kwestie terug te komen. Zojuist is al opgemerkt dat de brief die
wij aan de studiegroep Ginneken willen schrijven van het college zou
kunnen uitgaan. Ik kan mededelen dat deze brief gereed is en dus de
zer dagen aan de werkgroep kan worden toegezonden. Overigens meen
ik dat er ook enige aanleiding is dit te doen, aangezien de correspon
dentie met Ginneken niet meer van jonge datum is: zij dateert van
25 augustus van dit jaar. Mijns inziens heeft de studiegroep langzamer
hand recht antwoord op haar stellingen te krijgen. In het antwoord van
het college staat dat de bedoelde brief aan de raadsleden zal worden
toegezonden. Ik meen dat het zeer voor de hand ligt dat deze brief
voor de eerstvolgende raadsvergadering opnieuw wordt geagendeerd,
zoals dat overigens ook zal gebeuren met de beantwoording van de
vragen van de heer Dees en de heer Ten Wolde.
De heer Dees heeft er op gewezen dat in de beantwoording van de
vragen wordt toegezegd dat zal worden onderzocht of er aanleiding be
staat voor Ginneken een bestemmingsplan op te stellen. Misschien wil
de heer Van Dun daarover nog enkele opmerkingen maken. Uiteraard
heeft de raad ingevolge artikel 18 van de drank- en horecawet de be
voegdheid een verordening vast te stellen op grond waarvan maatrege
len voor Ginneken zouden kunnen worden genomen. Ik ben het met