881
17 OKTOBER 1974
opgenomen. Deze bestemmingen zijn namelijk de bouwblokken die
de bestaande bedrijven aangeven die gelegen zijn in de gebieden met
de bestemming "agrarisch gebied met landschappelijke betekenis",
Hoofdopzet is dat het gebied om deze enclaves heen zoveel als moge
lijk is bebouwingsvrij blijft en dat de bebouwing zich voltrekt binnen
de contouren van het bouwblok. Over de vorm van de bouwblokken is
overleg gepleegd met de belanghebbenden. Het is duidelijk dat het
college beseft dat deze regeling voor degenen die zich door de gren
zen van het bouwblok beperkt weten niet altijd even plezierig is,
In verband met de bouwblokken heeft de heer Goos gewag gemaakt
van de projectie van bouwblokken aan weerszijden van de Rithsestraat,
Volgens het betoog van de heer Goos zou deze projectie een duidelij
ke misser zijn geweest, maar ik meen dat hij hier enkele dingen door
elkaar haalt. In het ontwerp-plan dat ter visie heeft gelegen kwamen
aan de Rithsestraat geen bouwblokken voor, althans voorzover mij be
kend is. Het eerste gedeelte van deze straat is uit landschappelijk oog
punt van niet al te veel betekenis, zodat het niet nodig is het gebied
via bouwblokken te beschermen, Wel is het mogelijk dat in een veel
ouder voorontwerp langs deze straat bouwblokken hebben gelegen. De
ze bouwstroken zijn echter in het definitieve ontwerp niet opgenomen.
De opmérkingen van de heer Goos over de algehele vrijheid tot
bouwen van bijvoorbeeld een tweede woning hebben bij mij een gevoe
lige snaar geraakt, Hij meent dat het onjuist is dat het stichten van
een tweede woning afhankelijk wordt gesteld van een door het college
van burgemeester en wethouders te verlenen vrijstelling, Eén van de
grootste problemen in het buitengebied is het weren van de bebouwing
die daar niet thuis hoort. Dit geldt in het bijzonder vooi de bouw van
burgerwoningen... Wij menen dat de bouw van woningen aan een zeer
stringente regeling dient te worden onderworpen alleen een woning
als het een werkelijk bedrijf betreft en alleen een tweede woning als
deze in het kader van de bedrijfsvoering onmisbaar is. Algehele vrijheid
geeft zonder meer aanleiding tot misbruik en tot vestiging van quasi-
-bednjven. Op dit punt hebben wij de afgelopen vier a vijf jaar in het
college en in de raad de nodige ervaring opgedaan.
Het is dan ook niet juist dat de heer Goos ervan uitgaat dat de
aanvrager overgeleverd is aan "het welwillend oordeel van het college".
Bij de behandeling van deze aanvragen wordt immers in de eerste
plaats de adviescommissie van de gewestelijke raad van het landbouw
schap betrokken, terwijl et alleen een verklaring van geen bezwaar wordt
gegeven als gedeputeerde staten daarin zijn gekend. Bovendien kan de
aanvrager, wanneer het college de vrijstelling weigert, altijd nog in
beroep gaan bij de raad. Ook wij vinden het niet plezierig dat een
dergelijke procedure nodig is om het kaf van het koren te scheiden. Ove
rigens kan ik de heer Goos verzekeren dat bonafide verzoeken de opti
male medewerking van dit college zullen krijgen.
Met de wijze waarop de heer Houben zijn commentaar op het pre
advies van het college heeft geopend heb ik nogal wat moeite. Hij
heeft gesproken over "machtsverhoudingen" en over de macht van het
"groene front", dat het gemeentebestuur onder druk zou hebben gezet.
Voorts heeft hij aandacht gevraagd voor de arme naamloze recreant",
die vergeten en verwaarloosd wordt. Ook heeft hij gesproken over een
patstelling en heeft hij gezegd dat het algemeen belang tekort is ge
daan en dat een klein gedeelte van de bevolking een te zware claim
op dit grote gebied legt.
Ik geloof in het algemeen te mogen zeggen dat het het recht is
van iedere burger dat hij individueel of in enig organisatorisch verband