17 OKTOBER 1974
886
de bedrijven, in gebieden met de bestemming voor agrarische doelein
den met landschappelijke betekenis slechts mogelijk is via artikel 11
van de wet op de ruimtelijke ordening. Dit betekent in de eerste plaats
dat het college weliswaar bevoegd is het plan terzake te wijzigen, doch
daartoe niet verplicht is. B. en w. kunnen bij het hanteren van deze
bevoegdheid de nodige eisen en voorwaarden stellen. Ik meen -- dit
is eigenlijk een antwoord aan de heer Van Duijl -- dat landschapsas
pecten bij het hanteren van deze bevoegdheid van zeer grote beteke
nis zullen zijn.
In het nadere advies van de St. A. R. is voorts sprake van silo's
van 25 m. Ik kan mij voorstellen dat uit een oogpunt van welstand aan
vorm en kleur van de silo's eisen worden gesteld en ik geloof dat nie
mand in de raad dergelijke "toeters" in het landschappelijk gebied
fraai vindt. Welk gemeentebestuur zal evenwel de moed kunnen tonen
-- daarbij vraagt men zich af wat moed is -- om het oprichten van
silo's tegen te gaan? Overigens meen ik dat 25 m wel erg hoog is.
Over het derde punt van het advies van de St. A.R. het volgende.
In de gebieden Effen en Bavel kunnen met toepassing van artikel 11
bedrijven worden toegelaten. Bestaande bedrijven in die gebieden kun
nen in elk geval uitbreiden. Indien er gerechtvaardigde aanvragen om
een bouwvergunning uit deze gebieden zullen komen, dienen deze ge
honoreerd te worden.
Nu Breda andere en meer gebruikte recreatiegebieden heeft en in
het agrarisch gebied reeds eeuwen een economische exploitatie plaats
vindt, komt het mij verantwoord voor dat de bebouwingsmogelijkheden
in het landelijk gebied worden geaccepteerd. De agrariërs hebben in
de loop der eeuwen het landschap mede vorm gegeven. Is het dan wel
juist hen aan banden te leggen, zodat zij alleen nog maar kunnen doen
wat naar de mening van de stedeling aanvaardbaar is? Mijns inziens
zijn dergelijke dwingende krachten en machten in feite veel discuta-
beler dan de zogeheten druk van het "groene front" alleen.
De heer TEN WOLDE: Tijdens de vorige raadsvergadering legde
de V, V, D. - fractie enige angst aan de dag voor het toegeven aan het
veertigtal bezwaarschriften van agrarische zijde. In de vergadering van
de commissie voor ruimtelijke ordening werd de vraag gesteld of het
toegeven aan het grote aantal bezwaarschriften niet verstorend zou
kunnen werken. In ieder geval zouden de consequenties voor de ande
re belangen moeten worden nagegaan. Nadat het bestemmingsplan op
19 september j. 1. opnieuw in de commissie voor ruimtelijke ordening
aan de orde is geweest, zijn mijns inziens allerlei dingen beter uit de
verf gekomen. Het toegeven aan het veertigtal bezwaarschriften vorm
de een basis voor een goede bestaanszekerheid van de gevestigde be
drijven, hetgeen wij positief waarderen. Blijkens de toelichting van de
wethouder werd het inwilligen van de bezwaarschriften door verschei
dene disciplines getoetst. Hij heeft erop gewezen dat ten aanzien van
de bio-industrie landelijk een beleid wordt vastgesteld, zodat wij ons
op dat punt bepaald geen zorgen hoeven te maken. Uit de in de com
missievergadering verstrekte toelichting is gebleken dat er genoeg in
tegrale waarborgen zijn voor een beleid ten aanzien van de vestiging
van nieuwe bedrijven. De V. V. D» - fractie kan het voorstel steunen en
zal vóór het ter tafel liggende bestemmingsplan stemmen. Uitstel laat
zich niet langer gedogen omdat de bestaande bedrijven en de betrok
kenen niet in onzekerheid mogen worden gelaten.