17 OKTOBER 1974
888
Wij moeten niet vergeten dat het bestemmingsplan is vastgelegd
in een tijd, toen er al negatieve ontwikkelingen aan de gang waren.
Thans lezen wij in de toelichting dat de reeds aangetroffen verspreide
woonbebouwing moet worden gerespecteerd, maar wij moeten vermoe
den dat door de enorme ontwikkelingen in de bio-industrie reeds scha
delijke horizonvervuiling en landschapsaantasting zijn opgetreden. Het
is niet onwaarschijnlijk dat men op het ogenblik een geheel andere be
nadering van het buitengebied zou hebben toegepast aan indertijd.
Het voorafgaande moge dienen als reactie op de opmerkingen die
de wethouder zojuist heeft gemaakt. In de vorige vergadering hebben
wij ons er positief over uitgelaten dat de bezwaren van de indieners
van bezwaarschriften in een samenspraak zijn behandeld, maar wij heb
ben er daarbij op gewezen dat deze bezwaren uit één bepaalde hoek
afkomstig waren, zodat de wijzigingen alleen ten voordele van het
"groene front" -- als ik daarmee de agrarische belangen in onze regio
mag aanduiden -- zijn uitgevallen. Doordat is nagelaten na het aan
brengen van deze wijzigingen nog eens vertegenwoordigers van milieu-
landschaps- en recreatiebelangen of deskundigen op dat gebied te raad
plegen, is het plan uit balans geraakt, zoals ook is medegedeeld in de
commissievergadering van 25 juli.
In de reactie op de vragen die ik heb gesteld wordt gezegd dat
men met "landschappelijke belangen" alleen het landschapsbeeld heeft
bedoeld, waarmee ik het niet geheel eens ben. Mijns inziens houdt
het begrip "landschap" méér in en heeft het onder meer te maken met
het milieu. Als wij vragen of niet bepaalde behartigers van belangen
zouden kunnen worden geraadpleegd, kan ik niet inzien waarom dit
een imperatief karakter zou hebben. Ik geloof dat het, vooral daar de
wethouder zelf heeft gezegd dat de materie bijzonder ingewikkeld en
moeilijk is, altijd zin zal hebben deskundigen te raadplegen. B. en w.
kunnen dan altijd nog van het gegeven advies afwijken.
De wethouder heeft alleen geantwoord op mijn vraag over bouwver
gunningen, terwijl ik ook vragen had gesteld inzake aanlegvergunningen,
waarbij andere werken in het geding zijn. Ik heb gevraagd hoeveel
aanvragen om dergelijke vergunningen v&ór 11 april en hoeveel na
11 april zijn ingediend, een vraag waarop ik nog graag antwoord zou
willen hebben.
Sinds de raadsvergadering van 12 september hebben nog enkele ge
beurtenissen plaatsgevonden. Zo is er een commissievergadering ge
weest, waarin weer de vrees is uitgesproken dat de wijzigingen het plan
in essentie hebben aangetast en dat aan de landschappelijke en recrea
tieve belangen tekort is gedaan; dit blijkt uit het verslag van de com
missievergadering. In die vergadering is er voorts op gewezen dat er in
de raadsvergadering van 12 september bij b. en w. op aangedrongen is
dat bijvoorbeeld Staatsbosbeheer en andere instanties nog eens zouden
kunnen bezien wat de consequenties van de aangebrachte wijzigingen
zullen zijn. De vrees dat het plan is aangetast wordt nu ineens blijkens
het verslag van de commissievergadering door het college en de ambte
naren niet gedeeld. In het preadvies staan woordjes, waarvan de wethou
der zojuist heeft gesuggereerd dat ik ze zou hebben bedacht. Ik citeer:
"oppositie van agrariërs", "patstellingen", "tekort doen aan het alge
meen belang", "afbreuk aan optimale ordening", enz., enz. Dit zijn
niet mijn woorden, doch de woorden van het college zelf.
De deskundigen zijn niet geconsulteerd, hetgeen met het oog op
de korte termijn misschien begrijpelijk is maar desondanks moet worden
betreurd. Wij hadden dan ook een voorstel dienaangaande gedaan. Op
vallend is voorts dat in de commissievergadering is opgemerkt dat ge-