889
17 OKTOBER 1974
deputeerde staten dan maar als de tweede "zeef" moeten dienen. Reeds
eerder in mijn betoog heb ik mij afgevraagd of de gemeente daarmee
niet haar eigen verantwoordelijkheid ontloopt, Mijns inziens moet de
gemeente Breda er in eerste instantie voor zorgen de belangen van al
len te behartigen. Als men zelf constateert dat de bepaalde belangen
-- in dit geval die van de agrariërs -- hebben gedomineerd, heeft men
de plicht zo veel mogelijk tegenspel te bieden.
Evenals de wethouder wil ik enige beschouwingen wijden aan het
St. A, R.-advies, waaruit ik méér zou willen halen dan de wethouder
heeft gedaan. Ik geloof dat wij blij mogen zijn dat er in Breda een
alerte stedebouwkundige adviesraad is, die niet met de handen in de
schoot wacht totdat om een advies wordt gevraagd maar die ook zelf
het initiatief neemt ongevraagd advies uit te brengen. In het uitge
brachte ongevraagde advies kunnen wij onder meer lezen dat de St.A.R.
evenals het college van burgemeester en wethouders van mening is
dat het gewijzigde plan nauwelijks meer kan voldoen aan de eisen van
een goede ruimtelijke ordening. Er wordt dan ook gepleit voor een na
dere bezinning op het plan als geheel, mede om op die manier een
goede planontwikkeling -- dat lijkt mij zeer belangrijk -- bij de nabu
rige gemeenten te bewerkstelligen. Aangezien wij steeds meer gaan
denken in termen van regionale samenwerkingsverbanden, kan Breda
krachtens zijn eigen verantwoordelijkheid op dat gebied stimuleren dat
ook in de naburige gemeenten het landschap op een goede manier wordt
ingericht, al was het alleen maar om de recreatieve aspecten van de
vrije-tijdsbesteding van de burgers van Breda veilig te stellen. Uit de
eveneens voor vanavond geagendeerde subsidie voor de aanleg van fiets
paden blijkt dat het kennelijk de bedoeling is dat wij ons ook in ande
re gemeenten dan Breda verpozen.
Van belang is voorts dat er in het St, A. R. - advies voor wordt ge
pleit het ter tafel liggende plan terug te nemen en het in evenwicht te
brengen. Ik ben de St. A. R. zeer dankbaar dat men het verstandige
voorstel heeft geformuleerd dat de raad een nieuw voorbereidingsbe-
sluit zou moeten nemen, met inbegrip van een vergunningenstelsel.
Wij hadden zelf niet aan die mogelijkheid gedacht, maar uit onze na
speuringen is gebleken dat het goed zou zijn haar te verwezenlijken.
Op dit punt willen wij dan ook een motie indienen die als volgt luidt
De raad van de gemeente Breda;
in vergadering bijeen 17 oktober 1974,
gelezen het preadvies van burgemeester en wethouders van het
bestemmingsplan "landelijk gebied 1973" van 7 augustus 1974,
waarin gesteld is: dat als gevolg van de oppositie van agrarische
zijde bij de onderhandelingen over de wijzigin
gen van het oorspronkelijke plan "onvermijde
lijk afbreuk is gedaan aan een zo optimaal mo
gelijke ordening in het buitengebied" (pag. 7);
gelezen het advies van de stedebouw kundige adviesraad van de
gemeente Breda van 4 oktober 1974 waarin instemming betuigd
wordt met de zojuist genoemde passage in het preadvies en waarin
derhalve gepleit wordt voor een "nadere bezinning over de totali
teit van het plan" (pag, 3);
gehoord de discussie in de vergadering van de raad van 12 septem
ber j. 1. en van heden;
gelet op artikel 21 van de wet op de ruimtelijke ordening;
nodigt het college uit te bewerkstelligen