17 OKTOBER 1974 898 8. bijlage nr. 322 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BE SCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE AANLEG VAN TWEE SPEELGELEGENHEDEN AAN DE VEURNESTRAAT. De heer BECKERS: Ik vraag mij af wanneer u van plan bent de pau ze in te lassen, want ik zou een nogal uitvoerig betoog willen houden. De VOORZITTER: Ik heb nog tien minuten voor u. De heer BECKERS: Ik zal het proberen, maar ik vrees dat het te kort zal zijn. De VOORZITTER: Mag ik uw betoog dan eventueel onderbreken, zodat de pauze toch om negen uur kan beginnen? De heer BECKERS: Daar heb ik geen bezwaar tegen. Dat ik zo uitvoerig moet spreken, houdt natuurlijk verband met het feit dat wij in de commissies niet in de gelegenheid worden gesteld over de voorstellen van gedachten te wisselen en ons standpunt kenbaar te maken. De heer DEES: Dat is volstrekt uw eigen verantwoordelijkheid! De heer BECKERS: Is het toegestaan dat wij over deze kwestie dis cussie aangaan? De VOORZITTER: Ik vind dat u zich aan het voorstel van burge meester en wethouders moet houden. De kwestie die u aan de orde wil de stellen -- ik weet niet hoe ver u daarmee wilde gaan -- ligt mijns inziens duidelijk buiten de orde van dit voorstel. De heer BECKERS: Ik vind het jammer dat ik niet op de opmer king van de heer Dees kan reageren. De VOORZITTER: Dat kunt u, die kans hebt u al gehad. Wilt u nu het voorstel behandelen? De heer BECKERS: Ik vrees dat zich nog andere gelegenheden zul len voordoen en dan zullen wij zo nodig op dit onderwerp terugkomen. Met betrekking tot het voorstel wil ik allereerst opmerken dat wij dit zeer positief waarderen. In de eerste plaats hebben wij waardering voor de procedure; het verheugt ons dat zowel de bewoners als de Stich ting Buurt- en Wijkopbouwwerk van het begin af aan betrokken zijn ge weest bij de voorbereiding van dit voorstel. De ambtenaren van de ge meente hebben daarbij terecht gefunctioneerd als deskundige dienst verleners en niet als technocraten. Het begrip "inspraak" is dit keer niet, zoals zo vaak in het verleden, misbruikt als manipulatiemiddel om het beleid te legitimeren, maar er was inderdaad iets van een dia loog waarbij men zijn verlangens kenbaar kon maken. Dit past in een beleid-nieuwe-stijl zoals dat ook door het provinciaal opbouworgaan in de interimnota over het welzijnsbeleid wordt aanbevolen; met deze nota kunnen wij van harte instemmen. Wij hopen dat het college en de ambtenaren deze nieuwe aanpak ook in de toekomst zullen toepas sen, zodat deze niet tot dit ene geval beperkt zal blijven. Wellicht kan het college dit vanavond toezeggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 898