17 OKTOBER 1974
906
zijde van het station; met "parkeerhavens" bedoel ik niet de parkeer
plaatsen die enkele honderden meters verder liggen. De parkeerhavens
zijn des te geschikter voor dit doel doordat zij van parkeermeters zijn
voorzien.
Aan de andere kant kan ik mij het standpunt van de heer Ten Wol-
de wel voorstellen. Hij weet hoe de discussie in de commissie voor ruim
telijke ordening is verlopen; als wij ter plaatse met verbodsbepalingen
moeten gaan werken, vereist dit een goede controle van de politie, zo
dat de politie weer wordt opgescheept met een taak die zij niet aankan.
Ik zou veel liever de gedachte van de heer Ten Wolde opvolgen dat de
politie soepel zou kunnen optreden. Volgens die gedachte zouden wij
niet te veel verbodsbepalingen moeten instellen en zou degene die zijn
auto ter plaatse even wil laten staan dat kunnen doen. Ik geloof dat van
de politie een soepel optreden mag worden verwacht.
Ik hoop dat ik niet hoef in te gaan op alle verkeerstechnische as
pecten waarop de heer Van Duijl voor allerlei straten en pleinen heeft
gewezen, want ik meen dat dit voor de raad enigszins vermoeiend zou
zijn. Tijdens de discussie op dit punt in de commissie voor ruimtelijke
ordening is gebleken dat er sprake is van verschillen in de wijze waarop
ieder de verkeerssituatie aanvoelt. Het is mogelijk dat de heer Van Duijl
gelijk heeft en het is ook mogelijk dat onze verkeersingenieur gelijk
heeft. Wij hebben alle begrip voor de opmerkingen van de heer Van Duijl,
maar ik zou de raad willen voorstellen het verkeersstramien zich de eer
ste tijd te laten ontwikkelen zoals in het plan is voorzien. Aan de hand
van de vragen van de heer Van Duijl kunnen wij gedurende een jaar aan
dacht besteden aan de precieze gang van zaken ter plaatse, waarbij sta
tistieken van de politie en de verkeerstellingen vanwege onze eigen dienst
van openbare werken kunnen worden gehanteerd. Na afloop van een jaar
zouden wij tezamen met de commissie moeten nagaan welke ontwikke
lingen zich hebben voorgedaan en wat de beste manier is om de verkeers
afwikkeling te doen geschieden. Op dat ogenblik, waarop wij met het
verkeer nog alle kanten uit kunnen en waarop wij nog aan de eventuele
wensen van de heer Van Duijl tegemoet kunnen komen, kunnen wij dan
gezamenlijk vaststellen of op de ingeslagen weg moet worden voortge
gaan of dat een andere koers moet worden gevaren. Ik meen dat wij voorts
de gedachte van de heer Ten Wolde om de politie ter plaatse soepel te
laten optreden moeten volgen, maar dat wij ook het gebruik van die soe
pelheid in het eerste jaar tezamen met de commissie voor ruimtelijke
ordening moeten evalueren.
De heer Van Duijl heeft er volkomen terecht op gewezen dat er in
het raadsvoorstel een fout staat, waarop in de commissie ook al de heer
Lambregts had gewezen. Het in verband met de straatverlichting genoem
de bedrag van 57. 000, -- heeft betrekking op de totale kosten, zodat
het te verstrekken krediet in werkelijkheid 80, 5 van 57. 000, moet
bedragen. Ik hoop dat het raadsbesluit dienovereenkomstig kan worden
geamendeerd.
De door de heer Van Duijl gevraagde markeringen op het wegdek
kan ik hem toezeggen.
Tot slot iets over het parkeerterrein voor abonnementshouders, dat
eigendom is van de Nederlandse Spoorwegen, Het terrein is bedoeld voor
langparkeerders en er zal iets voor moeten worden betaald, waarbij de
Spoorwegen overwegen abonnementshouders korting te verlenen of zelfs
gratis te laten parkeren. Op dit ogenblik is er dus geen sprake van dat
alleen abonnementshouders van dit terrein gebruik zouden kunnen maken;
zij kunnen slechts goedkoper parkeren dan langparkeerders die niets met
het station te maken hebben. Dat is de situatie die thans in de onderhan-