17 OKTOBER 1974 912 De heer TAKS: Met dit initiatiefvoorstel beoogt de heer Welschen het probleem van de kernenergie in het algemeen en van het Kalkar project in het bijzonder opnieuw in de raad ter discussie te stellen» Toen de raad op 16 augustus 1973 beraadslaagde over de vraag of de heffing die ingevolge de wet "financiering ontwikkeling snelle kweekreactor" aan het gemeentelijk energie- en waterbedrijf is opgelegd al dan niet aan de ver bruikers zou worden doorberekend, is uitgebreid ingegaan op de proble matiek van de kernenergie en de daaraan verbonden gevaren» Onzerzijds bestaat er geen enkele behoefte bij te dragen tot een herhaling van die dis cussie, temeer niet daar de verantwoordelijkheid voor het energiebeleid, zowel ten aanzien van de energievoorziening als ten aanzien van de daar bij vereiste veiligheidsmaatregelen, niet berust bij de gemeente maar bij de rijksoverheid. Dat de rijksoverheid bij de ontwikkelingen op dit ter rein streeft naar een zo hoog mogelijke graad van veiligheid, blijkt uit de onlangs gepubliceerde energienota van het kabinet-Den Uyl. Bij de presentatie van deze nota werd er door de minister van economische za ken op gewezen dat naar de mening van het kabinet in voldoende mate is voorzien in de veiligheid van het Kalkar-project» Het is duidelijk dat de raadsfracties van Partij van de Arbeid en P. P. R. geen vertrouwen hebben in het energiebeleid van het zo verwan te kabinet» Wantrouwen, al dan niet functioneel, is blijkbaar de hoek steen van de socialistische politiek. Er bestaat onzerzijds geen bezwaar tegen de in het initiatiefvoorstel neergelegde opvatting dat de plaatse lijke overheid de plicht heeft onrust bij de bevolking te signaleren en door te geven aan andere overheden, zoals regering en parlement. Bij aanvaarding van het voorstel van de heer Welschen om de raad zijn on gerustheid te laten uitspreken over de Nederlandse deelname aan het Kalkar-project wordt evenwel niet volstaan met het signaleren van on rust bij de bevolking, maar wordt een inhoudelijke uitspraak gedaan over het Kalkar-project als zodanig. De V. V»D. -fractie is van oordeel dat de raad zich dient te onthouden van waarde-oordelen over zaken dieniet tot de gemeentelijke competentie behoren. Er worden op nationaal en bovennationaal niveau veel beslissingen genomen die de Bredase burge rij, groepen van de bevolking of individuele burgers niet onberoerd la ten. Er zou een bestuurlijke chaos ontstaan als al die beslissingen door de raad aan een fundamentele discussie zouden moeten worden onderwor pen. De raad zou dan niet meer toekomen aan zijn door de wet opgedra gen taak van regeling en bestuur van de huishouding van de gemeente. Naar onze mening behoort de raad in dit geval niet verder te gaan dan het aanvaarden van een motie die bij regering en parlement aandringt op grote zorgvuldigheid bij de ontwikkeling op het gebied van de kern energie. De heer HENDRIKSEN; Dus het is t&ch een zaak voor de burgers van Breda.' De heer TAKS: Als de raad in eerste termijn beraadslaagt over voor stellen van het college, is het goed gebruik dat de leden van het colle ge zich onthouden van interrupties zolang de leden van de raad aan het woord zijn. Ik meen dat dit principe ook moet gelden, nu ik in eerste termijn over een initiatiefvoorstel van de fracties van P. v. d. A. enP.P.R. spreek. Mijns inziens dienen wij ons aan deze goede regel te houden; ik vervolg thans mijn betoog. De leden van de V. V. D. -fractie hebben uiteraard wel een mening over de inhoud van het energiebeleid, maar de raad is niet de plaats om daaraan uiting te geven» Voor zover wij daaraan behoefte gevoelen, dra-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 912