915 17 OKTOBER 1974 maand bleek de heffing heeft geweigerd te betalens door het energie bedrijf wordt gedreigd met de mededeling dat een eventuele afsluiting van de stroom de lieve som van 1.200, -- zou gaan kosten. Gezien de informatie die wij van het Anti-Kalkarcomité hebben ontvangen vra gen wij ons af of de duidelijke dreigementen die in de brief aan mevrouw Van Gorp staan juridisch wel geheel juist zijn. Wij zetten daar zeergro te vraagtekens bij. Bovendien is dit: punt eigenlijk niet meer aan de or de, gezien de uitspraken van minister Lubbers. Nogmaals: wij zijn ongerust door alle publikaties over "Kalkar" en wij menen dat de gemeenteraad de plicht heeft de onder de bevolking algemene ongerustheid over te brengen aan regering en parlement. Even eens achten wij het een plicht van de raad de minderheid die op grond van bovengeschetste argumenten meent de betaling te moeten weigeren in alle vrijheid binnen onze democratie daartoe de mogelijkheid te bie den. Wethouder SANDBERG: Terecht heeft de heer Welschen opgemerkt dat er nog weinig ervaring is met de behandeling van initiatiefvoorstel len. Overigens moge ik er op wijzen dat deze wethouder in een andere hoedanigheid enige tijd geleden eveneens een initiatiefvoorstel aan de raad heeft gedaan. In ieder geval is gebleken dat een initiatiefvoorstel zich om meer dan één reden onderscheidt van een voorstel van het col lege. Als er een collegevoorstel wordt gedaan, is het gebruikelijk dat het namens één lid van het college wordt verdedigd, terwijl er nu ken nelijk een precedent wordt geschapen doordat één groepering een initia tiefvoorstel heeft gedaan maar daar toch twee woordvoerders over laat spreken. De heer HENDRIKSEN: De voorzitter heeft mij niet gecorrigeerd.' Wethouder SANDBERG: "Nederland staat, evenals de andere wes terse landen, voor een beleidskeuze ten aanzien van de energievoorzie ning". Dit is de aanhef van het initiatiefvoorstel, die ik volledig kan onderschrijven. Ik meen dat wij hier gezamenlijk moeten constateren dat dit niet de mening van enkele individuele raadsleden is en evenmin de mening van de raad van Breda, maar dat deze opvatting landelijk er kenning heeft gekregen. Ongeveer gelijktijdig met de indiening van dit initiatiefvoorstel heeft namelijk het kabinet de energienota gepresenteerd, een lijvig stuk van 255 bladzijden, waarin op uitvoerige wijze wordt ge schetst welke keuze zou moeten worden gedaan, wat de consequenties zijn en welke relaties er bijvoorbeeld met de mondiale energiesituatie zijn. In de nota worden voorts kostenberekeningen gemaakt en worden alternatieve energiebronnen besproken, kortom: zij kan, met het bege leidend schrijven, worden gekentschetst als een aanzet tot het te voeren beleid in de komende tien jaar. De nota is aangeboden aan de instantie die hier een beslissing moet nemen, de Staten-Generaal. Ik moet bekennen dat ik er persoonlijk weinig behoefte aan heb en het ook principieel onjuist zou vinden met de gemeenteraad van Bre da te. discussiëren over de vraag welke energiepolitiek in Nederland zal moeten worden gevoerd. In de eerste plaats acht ik mij daartoe niet des kundig genoeg: ik kan geen verstandig woord zeggen over zonne-energie, wind-energie of over de tegenspraak van de deskundigen. Voorts meen ik dat deze wethouder belast is met het bestuur van deze stad en derhalve niets te maken heeft -- evenmin als de raad -- met strategische aardgas reserves, met de mondiale energiesituatie, met thermische en niet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 915