919 17 OKTOBER 1974 de gemeente maar langs allerlei andere kanalen tot uitdrukking kan wor den gebracht, neemt men een juist standpunt in. Politieke partijen kun nen hun representanten in de Staten-Generaal benaderen, desnoods hun ministers, indien zij die hebben. Er kunnen handtekeningenlijsten worden aangelegd en adhesiebetuigingen worden verzameld, kortom: de gehele publieke opinie kan via de massa-media worden gemobiliseerd om de besluitvorming --op de plaats waar zij moet plaatsvinden --te beïnvloe den. De. besluitvorming vindt niet vanavond in de gemeenteraad van Bre da plaats, maar in de Tweede Kamer der Staten-Generaal en vervolgens in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Met dit betoog heb ik geenszins willen ontkennen dat er een grote groep Bredanaars is die zich zorgen maakt over de toepassing van de kern energie. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat de situatie in Breda anders zou zijn dan in de rest van Nederland. Het N. I. P. O. heeft in juni van dit jaar in opdracht van het S.E. P. een onderzoek ingesteld, waarbij men tot de conclusie, kwam dat 40 van de Nederlandse bevol king zich ongerust voelt over de toepassing van kernenergie, over "Kal kar", over het afsluiten, over fondsen voor gewetensbezwaarden enz. 40 °Jo van de. Nederlandse bevolking voelt een zekere onrust ten aanzien van de toepassing van de kernenergie. De heer HENDRIKSEN; Het is geen 40 maar 58 "jol Daarnaast vraag ik mij af of onze "wethouder" vanavond ook nog aan het woord mag ko men. Ik vraag mij zelfs af of de heer Sandberg niet het boekje van de orde te buiten gaat door zo lang het woord te. nemen» Wethouder SANDBERG: Ik meen dat het evenmin juist is in deze raad een beschuldigende vinger op te richten en te zeggen dat men een zinnige discussie ontloopt. Mijns inziens moet de discussie niet hier wor den gevoerd en niet alleen op grond van de ter tafel gelegde argumen ten. Een andere mogelijkheid is ik meen deze in de motie van de heer Van Duijl te lezen -- dat de raad zelf geen oordeel over "Kalkar" uit spreekt maar wel een zekere verantwoordelijkheid voelt om de onrust die kennelijk bij de inwoners van deze stad bestaat door te geven aan de re gering en om de vertegenwoordigers in de Staten-Generaal uitdrukkelijk op hun verantwoordelijkheid te wijzen. In de motie wordt niet de uit spraak gedaan dat een kernreactor onveilig is, maar worden het parle ment wel enkele vragen voorgelegd. Tot slot iets over het voorstel. Ik ben van mening dat het niet op de weg van de raad ligt een uitspraak over "Kalkar" te doen. Ik acht dit een zaak voor het nationale parlement, terwijl deze raad en dit college belast zijn met aangelegenheden die het bestuur van deze stad betreffen. De instelling van een fonds voor gewetensbezwaarden leidt niet tot het beoogde doel --de wet biedt er tot op heden geen mogelijkheden toe --en zou leiden tot een bestuurlijke chaos waaraan wij mijns inziens niet zouden moeten meewerken. Wanneer men werkelijk de intentie heeft het landelijk denken over de kernenergie te stimuleren, slaagt men daar in met door uitspraken te doen over dingen waarover men weinig of geen verstandige uitspraken kan doen en die niet tot zijn competentie beho ren. Veel meer slaagt men daarin door het oordeel daar te laten waar het thuishoort., maar de beslissers goed voor te houden dat er onder de bevol king nog vele vragen leven, dat er onrust is en dat er een goede voorlich ting moet komen» Dit standpunt vind ik terug in de motie-Van Duijl.Het zal dan ook duidelijk zijn dat ik de raad namens het college het aanvaar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 919