923 17 OKTOBER 1974 zal maken» Wanneer er, terwijl reeds verscheidene centrales van dit ty pe in werking zijn en onze energievoorziening daarvan voor een groot deel afhankelijk is, een storing optreedt, wordt het bijna onmogelijk de kerncentrales te stoppen, ook al zou die storing van ernstige aard zijn» Door stopzetting van de kerncentrales zou men in dat geval een derma te grote economische ontwrichting teweegbrengen, dat men moet con cluderen dat deze stopzetting onverantwoord zou zijn» In discussies over deze kwesties wordt geregeld gesproken over "the point of no return", het punt; waarvan men niet meer terug kan. In dit verband heeft de heer Sandberg --ik meen althans dat hij het was, maar ik zal het straks nakijken -- zich afgevraagd of wij enigs zins wantrouwend tegenover ons eigen kabinet stonden» Ik kan hem toe geven dat wij natuurlijk het kabinet met het nodige wantrouwen bekij ken. Wij hebben vertrouwen in de personen, wij hebben enige angstvoor de druk waaronder zij staan en in dit geval is het duidelijk dat uit de gemaakte afspraken en de gedane investeringen op het gebied van kern energie volgt dat het zeer moeilijk wordt alle argumenten onbevooroor deeld te bekijken» Op dit ogenblik moet men de risico's die de reactor in Kalkar gaat opleveren afwegen tegen de investeringen die voor dit project reeds zijn gedaan» Dit betekent dat men de risico's al niet meer waardevrij kan beoordelen, een situatie die wij fout achten» Wanneer personen uit de P»v»d» A„ en de P. P. R» daaraan meedoen, zijn wij uiter aard jegens hen uiterst wantrouwend. Overigens menen wij dat men dit in zijn eigen partij moet kunnen zijn. Over de" bedrijfseconomische resultaten van snelle kweekreactoren schijnt nogal wat discussie te worden gevoerd: de resultaten schijnen enigs zins twijfelachtig te zijn» Ik ben allesbehalve een kernenergie-expert en ik weet dus ook niet waar de moeilijkheden in dezen liggen. Ik baseer mij slechts op uitspraken, waarvan ik de bronnen straks als dat nodig is uiteraard wil doorgeven» Reeds verscheidene malen is de vraag gesteld waarom de kernener gie en het Kalkar-project in de Bredase raad aan de orde zouden moeten komen. Naar onze mening ligt de beslissing over voortzetting van het Kalkar-project in feite niet in Nederlandse handen, omdat wij slechts voor een klein deel aan het project meedoen. Wanneer wij ons aandeel zouden terugtrekken, is er een grote kans dat het project toch wordt voort gezet» Het terugtrekken van het Nederlandse aandeel is een zaak van het parlement; op dat punt ben ik het met alle sprekers tot nu toe eens.Waar om, zo zal men vragen, brengen P. v. d. A. en P. P. R. de kwestie-Kalkar dan toch in de raad? Voor onze partijen golden daarbij allerlei belang rijke redenen» Eén van de belangrijkste punten is dat zeer veel argumen ten die in de discussie in het parlement aan de orde moeten komen, niet van technische aard zijn. Er is geen sprake van uitsluitend argumenten die alleen moeten worden aangevoerd door deskundigen, tegen wie na tuurlijk iedereen zijn bedenkingen heeft omdat zij alleen op een zeer klein terrein deskundig zijn» Ik wil enkele, voorbeelden noemen. Wanneer wij ons bezighouden met de vraag welke risico's wij in Nederland aanvaardbaar vinden om het "genot" van kernenergie te heb ben, spreken wij niet over iets wat door deskundigen moet worden be slist. Deskundigen kunnen ons voorrekenen wat de risico's zijn, maar zij kunnen ons die risico's niet opdringen. Daarover moet door alle burgers -- en niet door een groep deskundigen -- een publieke beslissing worden genomen. Hetzelfde geldt voor de schatting van de kans op sabotage die in onze samenleving bestaat. Ook in onze westerse geciviliseerde wereld -- ik wijs op Ierland en Israël -- z'jn sabotagemogelijkheden aanwezig,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 923