927
17 OKTOBER 1974
digen hebben een wat te versmalde denkwereld.
Natuurlijk moeten wij, indien wij niet na verloop van tijd kern
energie gaan gebruiken, het geraamde aandeel van de kernenergie la
ten overnemen door centrales die op fossiele brandstof draaien. De daar
door veroorzaakte luchtvervuiling wordt als argument gebruikt om toch
maar weer de kernenergiecentrales te bouwen. Wij zijn hier sterk tegen
gekant. Dit standpunt is onzes inziens volkomen foutief, omdat techno
logisch gezien de luchtvervuiling door fossiele brandstof zeer eenvoudig
te beteugelen valt; deze beteugeling is slechts een kwestie van enig geld
en onderzoek, terwijl de gevaren die. aan kernenergie kleven op dit ogen
blik lang zo gemakkelijk niet op te lossen lijken, als zij al op te lossen
zijn, waarbij ik denk aan de opslag van afval. Zeker als men van plan
is meer geld uit te trekken voor de energievoorziening, is het argument
van de vervuiling door de fossiele centrales mijns inziens niet meer van
kracht.
Zojuist heb ik al enige argumenten genoemd op grond waarvan
"Kalkar" naar onze mening niet alleen een parlementaire aangelegen
heid is en ik wil daar straks nog even op terugkomen»
Thans wil ik ingaan op de opmerkingen van de beide V. V» D. -ers,
de heren Sandberg en Taks, die naar mijn mening een bijna samenval
lend betoog hebben gehouden, maar het is mogelijk dat ik mij daarin
heb vergist en dan hoor ik dat wel weer. Hun betoog herinnert aan de
discussie van 16 augustus 1973, die ik heb nagelezen, en aan het ver
leden maand gehouden debat over onze aanvraag om een preadvies.Er
is toen gezegd dat de raad niet competent is voor een discussie over dit
onderwerp, dat hij door een dergelijke discussie niet aan zijn eigen werk
zou toekomen en dat de lagere overheden de op democratische wijze
genomen beslissing maar hebben te volgen. Vooral de heer Dees heeft
zich voor deze zienswijze in hoge mate sterk gemaakt. Hoewel de V.V.D.
er nu op wijst dat op 16 augustus 1973 "Kalkar" en de kernenergie uit
voerig ter discussie hebben gestaan, is dat zeker met aan haar groepe
ring te danken, maar aan de groepering van de progressieven en in het
bijzonder aan de heer Mensen, Wanneer ik bedenk wat er destijds be
kend was in vergelijking met nu, meen ik dat de heer Mensen een bij
zonder aardige bijdrage aan dat debat heeft geleverd, als ik zie wat hij
in de raadsverslagen heeft laten notuleren.
In constateer dat de vérgaande discussie in de raad door de V.V.D.
wordt afgewezen. Ik heb de indruk dat zij daar wel enkele redenen voor
zal hebben; naar onze mening is de reden dat zij een onjuiste interpre
tatie geeft van de relatie die tussen een lid van een volksvertegenwoor
diging en zijn kiezers moet bestaan. Mijns inziens moet men niet ver
klaren dat men in de juiste organen op de juiste wijze zal optreden,maar
moet men de mensen vertrouwen geven in de eigen groepering en moet
men laten zfen dat men optreedt, zonder voortdurend te verwijzen naar
een groep, waarvan ik, zoals ik zojuist heb betoogd, zeer betwijfel of
deze weet waar zij over spreekt.
Voordat ik overga tot het betoog van de heer Hendriksen, wil ik
eerst de V.V.D, afmaken; "afmaken" heeft een dubbele betekenis en
men moet dit woord maar opvatten op de wijze waarop men denkt dat
het het beste zal gelukken. Ik weet niet hoe kwetsbaar de V.V.D. zich
voelt, maar ik zou mij na dit standpunt niet geheel gerust voelen.
De heer Sandberg heeft gezegd dat de raad niet over deze proble
matiek moet gaan discussiëren. Ik heb er al op gewezen dat veertig mijns
inziens serieuze gemeenteraden -- zij bestaan voor het merendeel uit
C.D. A. - en V.V.D. -vertegenwoordigers -- discussiëren over dit on-