17 OKTOBER 1974
928
derwerp zeer terecht hebben gevonden en het ook hebben gedaan. Dit
heeft invloed gehad op het parlement, alsmede op de regering, zoals
de heer Sandberg zelf heeft aangetoond door te betogen dat de heer Lub
bers tot zijn voornemen is gekomen omdat hij van mening was dat de
ene gemeente geen andere gedragslijn kon volgen dan de andere.Wel
nu, dat de gemeenten uiteenlopende gedragslijnen volgden, is nu juist
te danken aan voorstellen als het onderhavige en aan uitspraken van ge
meenteraden, Het blijkt dus dat de gemeenteraden aanleiding hebben
gegeven tot een beslissing op landelijk niveau, die naar wij hopen zal
worden uitgevoerd en die wij zeer toejuichen. Ik vind dit een zeer juis
te weg en ik meen dat de heer Sandberg hiermee eigenlijk zijn eigen
argumenten ondergraaft.
Wanneer men spreekt over de onrust die in Breda ontstaat en men
gaat daar badinerend overheen met de mededeling dat de één heeft ge
formuleerd ongerust te zijn over "Kalkar", de ander over kernenergie,
de derde over afsluiting van weigeraars en de vierde over weer iets an
ders, neemt men de kwestie mijns inziens niet zo serieus als zij verdient.
Ik vind het jammer dat dergelijke opmerkingen in een raad als deze kun
nen vallen, aangezien zij bewijzen dat men de opmerkingen die op de
stapels stencils staan dan wel wil doorsturen maar dat men niet begrijpt
wat voor onrust daar achter leeft. Dit betekent naar mijn gevoel weer
dat men zichzelf ook niet heeft verdiept in alle punten die tot die on
rust aanleiding hebben gegeven. Wanneer dat het resultaat zou zijn van
de discussie van vanvond, zouden wij mijns inziens met betrekking tot
het tonen van het gezicht van deze raad aan de burgerij een flink stuk
zijn opgeschoten.' Ik hoop met dat dit het gezicht is dat ik nu suggereer.
Ik hoop dat straks zal blijken dat de onrust wel degelijk serieus wordt ge
nomen, in de raad ter sprake kan worden gebracht en op enigerlei ma
nier in beslissingen vorm kan krijgen, maar ik ben bang dat wij daarin
teleurgesteld zullen worden.
Het zal de raad niet verbazen dat ik met de opmerkingen van de
heer Hendriksen akkoord kan gaan. Een groot aantal mensen heeft ons
in de afgelopen tijd te verstaan gegeven dat ons voorstel niet ver genoeg
ging. Sommigen meenden dat wij thans een keihard standpunt tegen het
"Kalkar-project" moesten innemen en met moesten volstaan met het
uitspreken van verontrusting. Wij hebben gezegd dat wij van mening
zijn dat de verontrusting aan regering en parlement kenbaar moet wor
den gemaakt. Na uitvoerige discussie kwamen wij tot de conclusie dat
dit ver genoeg zou gaan. Die verontrusting zet ons niet op de stoel van
parlementariërs. Ik zou daar geen bezwaar tegen hebben, maar dege
nen die daar wel bezwaar tegen hebben kunnen zich naar wij menen
eigenlijk best vinden in onze formulering. Wij menen dat in de door de
C, D. A. -fractie ingediende motie op dit punt eigenlijk weinig anders
wordt gezegd. Ook daarin wordt verontrusting uitgesproken, zij het in
enigszins andere termen. Ik begrijp dan ook niet goed waarom er twee
voorstellen naast elkaar aan de raad zouden moeten worden gepresen
teerd. Wanneer de C. D» A.-fractie onze formulering leest, zou zij naar
ik meen wellicht tot op grote hoogte daarmee akkoord kunnen gaan.Mis-
schien gaat onze formulering iets verder en misschien heeft mijn uiteen
zetting de C. D. A. -fractie geholpen dit stapje verder te zetten.
Vervolgens iets over het 3 70-fonds. De kern van dit probleem is
natuurlijk niet dat er een fonds voor alternatief energie-onderzoek wordt
gesticht. Ik ben realistisch genoeg -- trouwens ook constructief genoeg
als er "dikke termen" in het geding zijn -- om in te zien dat het opeen
gegeven ogenblik een kwestie van erkenning van de gewetensbezwaren