931
21 OKTOBER 1974
groeperingen zeggen namelijk dat het Parlement in feite de keuze
moet maken en zij hebben ook hun vertrouwen in dat Parlement uit
gesproken. De heer Taks heeft te dien aanzien zelfs gezegd dat naar
zijn mening het wantrouwen de hoeksteen van de progressieven is.
Voorts is gezegd dat de discussie over Kalkar niet tot het gemeente
lijk terrein behoort, Een aantal jaren geleden hebben wij in de raad
een discussie over een rietsuikerkwestie gehad -- ik herinnei daar maar
even aan en ook toen is, naar aanleiding van het verzoek van ver
schillende groeperingen uit Breda om de gemeenteraad rietsuiker bij
de koffie te laten georuiken, gezegd dat deze aangelegenheid in fei
te niet tot het gemeentelijk terrein behoorde.
Ik meen dat de heer Welschen in zijn antwoord duidelijk heeft
gemaakt dat deze aangelegenheid een zaak van de gehele raad is.
Met name het uitgesproken vertrouwen in het Parlement is aan de hand
van recent cijfermateriaal danig ondergraven. Als progressieven zijn
wij van mening dat wij, als vertegenwoordigers van de burgerij van
Breda, moeten proberen de meningsvorming in het Parlement op gang
te brengen omdat er anders nauwelijks een vertrouwensrelatie kan ont
staan.
Op het ogenblik ligt er een motie-Van Duijl. In deze motie wordt
kennis genomen van de onrust. Wij menen dat het geen kwestie is van
"kennis nemen van" maar van een stuk onrust dar wij in onszelf con
stateren. Ons initiatiefvoorstel had dan ook ten doel de ongerustheid
van de raad uit te spreken en dat blijft voor ons nog steeds wezenlijk
van belang. Wij zijn van mening dat men als politicus iets met die
ongerustheid moet doen, dat men zelf handelend moet optreden en
niet alleen moet blijven signaleren wat er in de samenleving aan het
broeien is.
Dan is er gezegd dat er door een begrijpelijke voorlichting onno
dige onrust kan worden voorkomen. Via allerlei media is een enorme
golf van publikaties op ons afgekomen, maar in de kern is het toch
een begrijpelijke aangelegenheid. Wij zijn bang dat de kwestie alleen
maar verder "toegedekt" wordt wanneer wij bij de regering aandringen
op het verstrekken van voorlichting om onnodige onrust te voorkomen.
Het is naar ons gevoel juist goed dat er onrust is ontstaan door de al
gemene publikaties rond Kalkar en rond de gehele atoomsituatie. Wij
moeten daar als politici een uitspraak over gaan doen.
Nogmaals, wij zijn bang dat door deze motie alles blijft zoals
het is en de regering en minister Lubbers hun gang kunnen gaan. Wij
hebben geconstateerd dat de atoomenergie en de Kalkarproblematiek
door C. D. A. en V, V. D. eigenlijk niet als een probleem worden er
kend. De heer Taks heeft ook gezegd: "Kalkar is een veilige zaak".
In dat verband wil ik nogmaals verwijzen naar hetgeen onze wethou
der de heer Welschen heeft gezegd, namelijk dat Kalkar in de mees
te kringen helemaal niet als zo bijzonder veilig wordt ervaren. Ook
de daarop betrekking hebbende zin in de motie-Van Duijl moeten wij
daarom als progressieven afwijzen.
Een derde punt waarover eigenlijk niet zo uitgebreid is gediscus
sieerd is de kwestie van de weigeraars. Wij vinden het heel gemakke
lijk op welke manier dan ook onrust te constateren, die in de burge
rij leeft. De groepen, die zo onrustig zijn dat zij daaraan de conse
quentie van het weigeren verbinden, moeten daarin daadwerkelijk
worden gesteund; dat is voor ons van essentieel belang. De vorige week
is ook gesproken over de Wet op Gewetensbezwaren in de ruimste zin
van het woord en daarbij is gezegd dat ethische bezwaren een motief
voor weigeren kunnen zijn. In ons initiatiefvoorstel is het bijzonder