933 21 OKTOBER 1974 niet. De heer Welschen heeft mij waarschijnlijk verkeerd begrepen, want ik heb niet beweerd dat de kerncentrales volkomen veilig zouden zijn. Ik heb zelfs gezegd dat het de vraag is of kernenergie wel de beste op lossing is voor de energiebehoefte in de toekomst, dus ik heb er zelf ook een vraagteken bij gezet. Op dit moment heeft het er alle schijn van dat kernenergie het verst in ontwikkeling is om daarin te kunnen voorzien. Daarnaast heb ik het argument van de vervuiling gebruikt omdat wij nu zo vaak over fossiele brandstoffen spreken, die ook ver vuiling van de atmosfeer veroorzaken. Dat wil zeker niet zeggen dat kernenergiecentrales dit niet doen. Vervolgens moeten wij ons ook af vragen of alternatieve methoden van energievoorziening betaalbaar blijven. Het is voor de burger belangrijk dat hij voor de energie die hij gebruikt moet betalen, maar dit speelt ook voor de industrie en de werkgelegenheid een grote rol. Het niet langer betaalbaar blijven van de energie zou namelijk repercussies voor de werkgelegenheid hebben. Juist de proeven die op dit moment genomen worden zullen antwoord moeten geven op de vragen over a. de veiligheid en b. de financiële haalbaarheid. Naar mijn opvatting zal de invloed van de kerncentrales op de werkgelegenheid van beperkte omvang zijn. Wij zullen ons in de toe komst beperkingen moeten opleggen om het energieverbruik aan banden te leggen, maar desondanks zal ae wereld-energiebehoefte toch blij ven toenemen. Men behoeft alleen maar te denken aan de ontwikke lingslanden, die zeker in de toekomst een grote vraag naar energie te zien zullen geven. Dit alles overwegende is het C. D. A. van mening dat het weinig zin heeft als Nederland zich nu uit het Kalkarproject terugtrekt. De heer Welschen merkte dan ook terecht op dat men, als Nederland zich terug zou trekken, zeer waarschijnlijk toch door zou gaan met het pro- jekt. Terugtrekken zou dus een loos gebaar zijn, dat Nederland als partner bij de internationale afspraken ongeloofwaardig zou doen zijn. De Nederlandse regering zou zich in dat geval namelijk aan gemaakte afspraken onttrekken. Daarnaast is het weinig zinvol uit de bijdragen van de weigeraars in Breda een fonds voor andere onderzoekingen te vormen. Als er een fonds komt moet dit op landelijk niveau geschieden. Ik wil niet nalaten erop te wijzen dat Breda uit de stroom verkopen 3 °]o ofwel ongeveer 700. 000, -- moet afdragen. Degenen in Breda die niet betalen veroorzaken door hun weigering dus een gat in de ge meentelijke Bredase begroting, want de gemeente moet het bedrag van 700. 000,-- tóch afdragen. Wat men aan dit bedrag tekort komt moet uit de algemene middelen worden gehaald. Als het aantal weige raars grote vormen aanneemt betekent dit voor Breda een afremmen van andere activiteiten in onze stad, die bepaald niet royaal in haar geld middelen zit. Om die reden is het C.D.A. van mening dat de gemeen teraad zijn ongerustheid over het kernprobleem zeker kenbaar moet ma ken aan onze regering en het Parlement, Dit hebben wij dan ook ver woord in de motie die mede door de V. V. D. is ondertekend en die u allen inmiddels ontvangen hebt. Deze motie lijkt ons de meest juiste wijze om kenbaar te maken wat in Breda leeft. Daarom zullen wij on ze goedkeuring aan het initiatiefvoorstel onthouden, want dit gaat ver der dan naar wij nu van mening zijn zinvol is. Het is niet de eerste keer aat berichten van Breda in de richting van het Parlement gaan. Ik herhaal daarom nogmaals dat wij niet op de stoel van onze parlementariërs moeten gaan zitten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 933